Leegte 2

In der schwarzen Sonne der Stille
sonnten sich die Wörter

Alejandra Pizarnik

Mijn opdracht is de leegte, “vide”, te schilderen zoals in het Japanese landschap. Het numineuze in het wit, die leegte duidend met Sumi, of het ontbreken ervan. Dat is mijn zelf gestelde opgave. Waarom? Omdat ook hier de extase van de ervaring van de leegte de beloning is? Gaat het uiteindelijk om de extase van de beleving van het moment of gaat het om een soort van intuïtie? Ik vermoed en geloof het laatste. Stilte is meerduidig, leegte ook. De stilte van de dood is een vorm van absolute stilte, maar daarvoor zijn er nog vele varianten. Zo is het ook met de leegte, beeldenloosheid, zonder beelden, zonder gedachten.

Auch wenn ich Sonnen und Mond
und Sterne sage, beziehe ich mich
auf Dinge, die mir geschehen.
Und was erwünsche ich mir?
Ich wünsche die vorkommende Stille.
Deshalb spreche ich.

Alejandra Pizarnik

Alejandra Pizarnik beschrijft die stilte in haar gedichten in de bundel Asche, Asche. Zij maakt een eind aan haar leven op vroege leeftijd. Een waas van melancholie, doodsverlangen en eenzaamheid straat uit haar gedichten. Maar het is niet alleen maar dood die hier aan het woord komt. De leegte en de stilte hebben meer dimensies die ook verwijzen naar het leven. Beter gezegd naar de leegte en de stilte tussen de dingen, waardoor de dingen eigenlijk, dat wil zeggen, in hun eigen aard, volgens hun eigen aard, pas mogelijk worden, bestaansrecht krijgen. Was dat niet zo, dan zou ons heelal een groot samengekluwd zwart gat zijn. Niets zou bestaan omdat alles was samengevoegd zonder onderscheid. De leegte vestigt het onderscheid, de leegte leert ons zien dat er verschillen zijn.

Etwas fiel in die Stille.
Mein letztes wort war Ich,
aber ich bezog mich auf
das leuchtende Morgenrot.

Alejandra Pizarnik

Horizon: pigment, sumi-e en inkt op Japans papier

Dat is wat in mijn landschappen gebeurt. Het landschap is een vingerwijzing en via dit gebaar druk ik mij uit en ben ik op zoek naar verstilling, verdieping, intuïtief zoekend naar het sacrale dat zich manifesteert in de leegte, de stilte, of misschien wel erachter. Waarom heeft de ochtend een maagdelijk moment, een point vierge? Thomas Merton (Wegen naar het paradijs) vermoedt dat dit punt de tijd is om iets van God te kunnen ervaren omdat de mens dan helemaal open hiervoor staat. Bart Verschaffel (horchengehen) spreekt over het blauw van de ochtend, het uur blauw, een uur om buiten te staan luisteren naar de komst van dag en het afscheid van de nacht, die langzaam plaats maakt voor een nieuwe dag. Ik heb die uren beleefd als langzaam het eerste zonlicht over de horizon strijkt, als het eigenlijk nog donker is, maar daar tegen de horizon, het allereerste licht, aarzelend, schuchter. Eigenlijk zou ik in het landschap moeten wonen waar dit elke dag zou kunnen en waar het panorama overweldigend is. Maar dat is niet zo en daarom neem ik de kwast maar ter hand.

Mählich schmilzt der Schnee.
Wolken hüllen Bergen ein.
Eine Krähe krächzt.

Gyôdai

Door de abstractie, de drukte van de kleur maak ik cesuren. Wit doorklieft en vormt zo een wolkenlucht, een horizon ontstaat. Soms is de abstractie genoeg en hoeft een verdere duiding door het landschap niet plaats te vinden. Want de abstractie zelf verwijst naar stilte, naar leegte ook al lijken de kleuren en de vormen een andere taal te spreken. Dat is iets wat je niet kunt manipuleren, daarom werk ik op twee sporen: abstract en via het landschap (dat vaak ook grotendeels abstracte vormen aanneemt).
In feite ben ik romantisch ingesteld en sta ik in de lijn van de romantici die oog en liefde hadden voor het landschap. Een zekere melancholie is mij niet vreemd in deze zoektocht. Ook in de literatuur voel ik mij hierbij thuis. Ik leef eerder met een heimwee naar het verleden dan een verlangen naar de toekomst. De toekomst is vooral, zoals het mij toeschijnt, een technische nachtmerrie, een woud van mogelijkheden dat je losmaakt uit je relatie met de aarde onder je voeten. De digitale tijd is een tijd van illusie, van ronddraaien in je geest alsof je op de kermis bent, telkens weer gevoed door nieuwe digitale, virtuele beelden. Maar dat is toekomstmuziek, en misschien pakt het heel anders uit.
Mijn gerichtheid is aards, de aarde betreffend. Niet de kosmos, niet het heelal, niet de stad. Bergen, meren, zeeën, moerassen, rivieren en wegen zijn mijn symbolen, de mist, de sneeuw, de leegte en de eenzaamheid. Dat is waar ik met mijn werk naar op zoek ben en wat ik wil uitdrukken.
Dat is ruim voldoende om een mensenleven mee te vullen.

John Hacking
9 september 2015

leegte: pigment en sumi-e op Japans Spinpapier

Realiteit en sacraliteit van het kunstwerk

De Chinese filosofie blijft voor mijn werk als landschapschilder de voornaamste bron van inspiratie omdat de benadering van het landschap en de natuur vanuit deze filosofie uitgaat van een heelheid-idee en een zekere aanwezigheid van het goddelijke of sacrale in het landschap. Het landschap is als het ware al doortrokken van sacraliteit omdat de goddelijke adem qi alles bezielt. De mens heeft hier deel aan en is onderdeel van dit grote geheel. Dat stelt alle individualisme en alle aanspraak op autonomie onder discussie. Met beiden is an sich niks mis, maar als het streven naar individualisme en de aanspraak op autonomie (in het gedrag en denken) verhindert dat het besef kan doordringen dat je deel bent van een groter geheel is dat een eenzijdigheid met soms kwalijke gevolgen. Zinvolheid van het bestaan kan worden ervaren vanuit een gevoel van verbondenheid. Helemaal op jezelf gesteld zijn, helemaal afhankelijk van jezelf moet wel leiden tot een gevoel van falen en mislukking want de werkelijkheid valt niet zo te manipuleren dat alles in je leven klopt.


De Chinese filosofie hecht veel waarde aan een derde dimensie naast het actieve en het passieve ontvangende: het verbindende tussen die twee, de leegte. Om die leegte te ervaren is hoef je niet zoveel moeite te doen. Het is heel makkelijk om naar deze tekst te kijken en te zien dat alle letters omgeven zijn door wit, door een leegte. Zou dit niet zo zijn dan was het een zwarte vlek. Idem dito je eigen plek in deze realiteit. Waar jij bent kan niks anders zijn, er is ruimte tussen jou, leegte dus, en de andere mensen en andere dingen. Leegte is dus essentieel om verbanden te leggen van het ene naar het andere. Ons heelal is en en al leegte en in die leegte kunnen de dingen pas zijn – ook de planeten waaronder de aarde.


François Cheng, die veel gepubliceerd heeft over Chinese en Japanse landschapsschilderkunst merkt het volgende op in een van zijn meditaties over schoonheid:


“De Chinees uit de culturele bloeiperiode twijfelde er niet aan dat het waarachtigste leven dat op aarde kan worden bereikt, schuilde in het schoonheidsstreven van de kunst – een kunst waarvan de wezenlijke schoonheid in de Natuur vervat lag. De hoogste graad van het artistieke schoonheidsstreven is meer dan een ‘esthetisch’ genot. Hij bestaat erin leven te geven. Zei de grote elfde-eeuwse schilder Guo Xi niet dat ‘heel wat schilderijen er zijn om bekeken te worden, maar dat de beste werken de actieve lege ruimte openstellen zodat men er eindeloos kan vertoeven’?”

vuurzee: pigment op Japans papier 70×100 cm


Dat is een ideaal waar de lat heel hoog wordt gelegd: kunst ervaren die leven kan geven… Welk soort van leven zou dit kunnen zijn? Ik vermoed dat dit leven vooral ligt op het niveau van de geest, een als het ware opnieuw geboren worden als je aangeraakt wordt door de inspiratie die uit het kunstwerk spreekt. Een soort van rilling, een doortrekken van je hele wezen, aangeraakt als het ware door een goddelijke geest. Maak je dit mee in een museum? Het zou kunnen als je diep en diep geraakt wordt. Maar meestal is dit zelden en zijn de werken niet van een zodanig kwaliteit dat ze jou op je diepste zijns-niveau kunnen raken.
François Cheng werkt het idee van de adem, qi, die alles bezielt, als volgt uit en ik citeer deze tekst heel graag. Want in de herhaling schuilt de kracht tot verdieping, zodat de tekst echt binnenkomt in je geest en je vanuit een nieuwe dimensie de werkelijkheid kunt gaan ervaren. Ik citeer:


“Vanuit het idee van de qi, de ‘adem’ die tegelijk stof en geest is, hebben de Chinese denkers een unitaire en organische opvatting naar voren geschoven over het levende heelal, waarin alles met elkaar verbonden is. De Adem is de basiseenheid die voortdurend alle wezens van het levende heelal bezielt. Hij verbindt ze in de Tao of de ‘Weg: een reusachtig netwerk van leven in beweging. In de Tao werkt de Adem op een driedelige manier. De oorspronkelijke Adem is immers onderverdeeld in drie soorten adem waarvan de wisselwerking alle levende wezens stuurt. Het gaat hier om de Yin-adem, de Yang-adem en de adem van de Lege Ruimte.
De Yang-adem incarneert de actieve kracht, de Yin-adem de ontvankelijke zachtheid. Beide hebben ze de adem van de Lege Ruimte, die de tussenliggende ruimte incarneert, nodig voor de ontmoeting en de beweging. Zo kan er een efficiënte en in de mate van het mogelijke ook harmonieuze wisselwerking ontstaan.
Voor zover dat nodig zou zijn, herinnert deze samenvatting ons eraan dat de overheersende Chinese gedachtestroming – de ‘Lege Ruimte’ in het taoïsme, de ‘Gulden Middenweg’ in het confucianisme – er altijd naar heeft gestreefd het dualisme te overstijgen.”


In het beschouwen en ervaren van het kunstwerk kan een ontmoeting plaatsvinden tussen de beschouwer en de de maker, met name in het werk dat is afgeleverd. Die ontmoeting, waarin het werk verwijst naar de natuur, de realiteit die op een nieuwe manier is vormgegeven, kan zelfs leiden tot een overstijgende ervaring van transcendentie. Dit kan slechts omdat dezelfde adem de mens en het werk bezielt. De kunstenaar die in staat is om in zijn werk zodanig getuigenis af te leggen van die alles bezielende adem kan tot de grote meesters worden gerekend. Daar zijn er niet veel van.
Cheng wijst ook op het belang van de poëzie in het Chinese denken:


“In de Chinese zienswijze is de poëzie een betekenisvol handelen. Zij schept een diepe, innige band tussen de mens en het levende heelal. Dit heelal wordt beschouwd als een partner, een subject.”

Dat is een opvatting die ik helemaal kan onderschrijven en die al heel lang mijn eigen leven kleurt omdat ik van mening ben dat poëzie een eigen waarheidsgehalte bezit die met geen enkele andere vorm van waarheid te vergelijken is. De logica en de rationele oordelen bijvoorbeeld, spelen zich af in een andere dimensie van de werkelijkheid en zijn verschillend van deze poëtische waarheid. Met rationaliteit valt het sacrale karakter van de realiteit ook niet echt te benaderen omdat de menselijke geest op de een of andere wijze hierin zichzelf tot maat wil maken als hij oordeelt en beschouwt.

bergen: sumi-e en pigment op papier 70×100 cm

Eigenlijk is dat dan, zo vermoed ik, een vorm van hoogmoed, een poging tot overstijgen van eigen kunnen en waarnemen: het oordeel wordt opgelegd aan de ervaring die misschien wel intuïtief kan aanvoelen dat er een zekere sacraliteit schuilt in bijvoorbeeld het landschap. 
In de Chinese filosofie heeft men een eigen manier gevonden om deze realiteit in begrippen te gieten en te interpreteren. Cheng zegt hierover:

“Het is opvallend dat zowel in de Chinese retoriek als in de esthetische traditie de begrippen of de stijlfiguren vaak paarsgewijs verbonden zijn. Ze vormen een paar in een tweeterm zoals dat bijvoorbeeld gebeurt met ‘Yin-Yang: ‘Hemel-Aarde’, ‘Berg-Water’. De tweeterm is de uitdrukking zelf van het driedelige beginsel, want hij drukt het idee uit dat elk van beide figuren uitstraalt, maar ook het idee van wat er zich tussen hen afspeelt…. De tweeterm ‘Hemel-Aarde’ doet me denken aan het ideogram ‘een’ dat geschreven wordt als één horizontale streep. In de Chinese filosofie stelt dit karakter het oerkenmerk voor – de oorspronkelijke Adem – die de Hemel en de Aarde van elkaar scheidde. Bijgevolg betekent het tegelijkertijd verdeling en eenheid.”


De Chinese filosofie is rijk aan begrippen en betekenissen om onze relatie tot de ervaren werkelijkheid als een groot geheel te beschrijven. Precies omdat ervan wordt uitgegaan dat we deel en onderdeel zijn van het grote geheel, omdat we sterfelijk zijn en terugkeren naar de bron, zijn de betekenissen in deze discours gekleurd door deze ervaring van verbondenheid. Een paar jaar geleden ontdekte ik de tekst van de monnik Shitao, bijgenaamd Bittermeloen, over het schilderen en de filosofie van het schilderen. Deze Shitao heeft op velen na hem indruk gemaakt en tot op de dag van vandaag zijn zijn woorden waardevol en van betekenis voor elke landschapschilder die in deze traditie wil staan. Shitao spreekt over de ‘Unieke Penseelstreek. Cheng zegt hierover:


“Volgens hem omvat de Unieke Penseelstreek als basiseenheid alle mogelijke en denkbare streken. Zoals de oorspronkelijke Adem, die als basiseenheid alle wezens bezielt, incarneert hij tegelijk het ene en het veelvoudige. De kunstenaar die de Unieke Penseelstreek beheerst, kan dus het veelvoudige en het oneindige tegemoet treden zonder ooit te verdwalen. Integendeel, hij heeft zelfs toegang tot een hogere orde. Shitao heeft in zijn Verhandeling over de schilderkunst een hoofdstuk gewijd aan het begrip yin-yun. Hij zegt er dat de yin-yun heel concreet ook het beslissende moment aangeeft waarop het penseel van de kunstenaar in de inkt wordt gedoopt om een figuur of tafereel te scheppen.
In de Chinese artistieke beeldentaal belichaamt de inkt alles wat in de natuur in wording virtueel aanwezig is. Het penseel geeft gestalte aan de geest van de kunstenaar die deze natuur, die op haar onthulling wacht, tegemoet treedt en openbaart. In het paar penseel-inkt dat de yin-yun voortbrengt, ontstaat zo de vleselijke relatie tussen het voelende lichaam van de kunstenaar en het gevoelde lichaam van het landschap. In zijn geheel is de yin-yun dus de volgende intrinsieke kwaliteit van een werk: een eenmakende orde die oprijst uit een wisselwerking op verschillende niveaus tussen de diverse elementen waaruit een bepaalde materie bestaat, tussen de stof en de geest, en ten slotte ook tussen het menselijke subject en het levende heelal dat op zijn beurt subject is.”


Chinees landschap sumi-e en pigment op papier (sold)

Shitao heeft de toon gezet en in zijn voetsporen zijn velen hem gevolgd. Inkt als samenballing van de kosmos voordat er scheiding, voordat er schepping plaatsvindt waardoor de dingen geplaatst in de leegte ruimte kunnen opeisen en zo kunnen ontstaan. De inkt bevat het geheel, alles kan eruit voortkomen, alles vindt er zijn oorsprong in. Schilderen met inkt wordt zo een metafysisch gebeuren, een daad die het ‘zomaar handelen’ ontstijgt. De afbeelding die ontstaat lag al opgesloten in de zwarte inkt, zoals het beeld in de blok marmer. De hand van de kunstenaar legt het vrij. De hand van de schilder laat een landschap in de mist ontstaan uit de zwarte vlek die de inkt is.
Naast de Unieke Penseelstreek, de streek die uit het zwarte van de samengebalde inkt de werkelijkheid vorm geeft in vele gestalten, is er het ritme in de adem van het leven. Deze ritmische adem, zoals de golven van de zee, begeleidt het leven en is er het hart van. Ook onze hartslag en onze bloedsomloop legt daarvan getuigenis af.

Levend zijn wij de levende getuigen van dit ritme dat ons lichamelijk leven doorstroomt en vormgeeft. Stel je voor dat dit ritme stopt: dan is het einde oefening en wacht enkel het graf of de oven. In de Chinese filosofie is er veel aandacht voor het ritme van het leven, de ritmes in de werkelijkheid en ook het ritme dat de hand begeleidt in het schilderen. Cheng zegt hierover als hij hierbij stilstaat het volgende:


“Moge de ritmische adem bezield zijn’ is een van de zes regels die Xie He in het begin van de zesde eeuw voor de beeldende kunst vastlegde. De andere regels hebben betrekking op de studie van de oude meesters, op de wetten van de compositie, het gebruik van de kleuren enzovoort. Deze regel is de enige die de ziel van een werk treft. In de ogen van de auteur wordt het werk immers in de diepte gestructureerd door de ritmische adem, die het ook doet stralen. Dit gezichtspunt werd later door de meeste kunstenaars aangenomen. ‘Moge de ritmische adem bezield zijn’ is de ‘gouden stelregel’ geworden van de schilderkunst en bij uitbreiding ook van de kalligrafie, de poëzie en de muziek. Dat het thema van het ritme een zo vooraanstaande plaats bekleedt in de Chinese kunst is te danken aan de Chinese kosmologie die, gebaseerd op de idee van de adem, er op een natuurlijke wijze de idee van de Grote Ritmiek heeft binnengebracht – de Grote Ritmiek waardoor het levende heelal wordt bezield.


bergen: sumi-e en pigment op papier 70×100 cm

Nog altijd volgens deze kosmologie gaat de Chinese filosofie ervan uit dat ‘de adem geest wordt wanneer hij het ritme bereikt’. Het ritme is hier haast synoniem van de innerlijke wet van de levende dingen, die de Chinezen li hebben genoemd. Ik zeg meteen dat de betekenis van ritme hier ruimschoots de betekenis overstijgt van de cadens, de obsederende herhaling van altijd maar hetzelfde geluid. Zowel in de werkelijkheid als in een kunstwerk bezielt het ritme van binnen uit een gegeven entiteit, maar het heeft eveneens te maken met de talrijke aanwezige entiteiten. Wanneer het werk een ontketend geweld uitdrukt, ligt in het ritme kruising, verstrengeling en zelfs botsing vervat. Maar in het algemeen streeft het ritme toch naar de harmonie in de dynamische betekenis van het woord, een harmonie die bestaat uit het juiste contrapunt en de juiste resonantie. Zijn ruimtelijke tijd is beslist niet eendimensionaal Het ritme volgt een spiraalvormige beweging die voortdurend op-en-neer springt. Zijn verticale spanning neemt steeds toe, waardoor het onverwachte vormen en verrassende echo’s teweegbrengt. In die zin heeft de ritmische adem in een kunstwerk een samenbundelende, opbouwende en een-makende werking, en brengt hij metamorfose en transformatie met zich mee.


Aangezien ik het over de Adem heb, moet ik ook het belang benadrukken van de Lege Ruimte, of liever, van de lege ruimten. Daar wordt de Adem voortdurend opgewekt en cirkelt hij rond. Deze lege ruimten kunnen groot zijn of klein, opvallend of discreet.
Zij laten een werk ademen, delen er de vormen in en zorgen ervoor dat het onverhoopte kan plaatsvinden. Ik neem de vrijheid hier een paar fragmenten te citeren uit de magistrale tekst van mijn meester en vriend Henri Maldiney. Zijn opmerkingen over het ritme zijn volgens mij uiterst pertinent: ‘De periodieke terugkeer van hetzelfde, het herhalingsbeginsel van de cadens is de volstrekte negatie van de onvoorspelbaar en onverplaatsbaar nieuwe schepping waarvan het ritme de uiting en wording is. We kunnen het vergelijken met het beeld van een golf. Haar “vorm in vorming” waarmee we in overeenstemming zijn, is de zelfbewegende plek van de ontmoeting die we elk ogenblik kunnen hebben met de wereld om ons heen. Haar stijgen en dalen verloopt niet in een opeenvolgende beweging, maar het ene vervloeit in het andere. Wanneer de golf haar hoogste punt haast bereikt, vertraagt haar opwaartse beweging – terwijl onze aandacht sneller wordt -, maar voordat ze haar diepste punt bereikt, versnelt ze.
Zo lopen de opwaartse en dalende momenten allebei op zichzelf vooruit in hun tegendeel. Ze kunnen niet van elkaar loskomen zonder zowel hun co-existentie als de dimensie waarin ze bestaan te verliezen. De momenten van een ritme bestaan alleen als ze wederkerig zijn, in de onvoorspelbare wording ervan … Een ritme speelt zich niet af in de tijd en de ruimte, het brengt zijn eigen ruimtelijke tijd voort. De wording van een ritmische ruimte is één met de vormende transformatie van alle elementen van een kunstwerk in het moment van vorm, in het moment van ritme. Dat ritme kan men niet vóór zich hebben. Het behoort niet tot de orde van het hebben.
We zijn in het ritme. Aanwezig in het ritme, ontdekken we onze aanwezigheid in onszelf. We bestaan in deze openheid door haar te beleven. Het ritme is een vorm van verrast bestaan. We komen maar zelden in aanraking met werken waarin we kunnen zijn. Het schip van de Hagia Sophia in Constantinopel, de “Kaki’s” van de dertiende-eeuwse Chinese schilder Mou-ki, de Sainte-Victoire van Cézanne in het museum van Sint-Petersburg.”


horizon: pigment en sumi-e op Japans papier

Oog hebben voor het ritme van het leven en de levenden, oog hebben voor de veranderingen en de terugkeer van de dingen, de seizoen, de ordening van de tijd via het ritme van de tijd, het is een dimensie die wij misschien te vaak uit het oog verliezen als we ons teveel begeven in de virtuele werkelijkheid van alledag. We weten niet meer hoe het aanvoelt te leven midden in de natuur, onze stedelijke omgeving kleurt onze zintuigen en onze ervaringen en veel wat vroeger als natuurlijk werd beleefd en als vanzelfsprekend is ons onbekend geworden. Wie kent nog de vroege ochtend, de opkomst van de zon, en de late avond als de nacht langzaam binnentreedt in het landschap? Als we de hele tijd achter het beeldscherm zitten om daar de werkelijkheid te ervaren van alledag?

Pas als we geconfronteerd worden met de harde realiteit van ziekte en dood ontdekken we soms opnieuw hoe lichamelijk en hoe aards we in werkelijkheid zijn. Hoe relatief ons leven is, hoe klein we zijn in deze grote kosmos en hoe weinig we er toe doen. Maar ook dan kunnen we ervaren dat we verbonden zijn, dat dezelfde geest alles bezielt en alles doorstraalt. Als ik zo spreek zit ik in het domein van het religieuze, in het domein van het sacrale. Metaforiek en metafysica in plaats van rationele realiteit die graag alles bewezen wil zien wat beweerd wordt. Maar wat is de dood, wat is het leven? Ook voor de ratio blijft dat een groot geheim.

Ik ben daarom bereid om de Chinese filosofie over de goddelijke geest alle krediet te geven. Cheng zegt hierover als hij spreekt over de relatie tussen geest en kunstenaar het volgende:

“Tussen de shen en de kunstenaars heerst verstandhouding. De grootste dichters en schilders hebben gezegd dat hun penseel ‘wordt geleid door de shen’. Ik herhaal dat in de traditie van de geletterden, die de poëzie en de schilderkunst beschouwen als de hoogste vervulling van de mens, esthetica en ethica nauwelijks van elkaar worden gescheiden. De kunstenaar wordt door deze traditie aangemoedigd om zich te oefenen in heiligheid, tenminste indien hij wil dat zijn eigen geest op het hoogste niveau een ontmoeting heeft met de goddelijke geest.
In het Chinees wordt de shen of ‘goddelijke geest’ vaak verbonden met de sheng of ‘heiligheid: En het samengestelde woord shen-sheng, ‘heiligheid van de goddelijke geest: duidt nu net op het bevoorrechte ogenblik waarop de sheng van de mens de dialoog aangaat met de universele shen, die voor hem het geheimste en intiemste deel van het levende heelal openstelt. Daarom moet de uitdrukking ‘goddelijke weerklank’ begrepen worden als ‘weerklinkend met de goddelijke geest Hieruit vloeit een idee voort die in wezen muzikaal is, en inderdaad, de muzikaliteit is van primordiaal belang in de Chinese kunst. Maar als het over schilderkunst en poëzie gaat, mag het visuele aspect natuurlijk niet verwaarloosd worden. Om het begrip ‘goddelijke weerklank’ te doorgronden, moet ik een beroep doen op de ideeën ‘visioen’ en ‘aanwezigheid’.”

berg: sumi-e en pigment op papier


In de geschiedenis van de kunst zijn veel kunstenaars actief die getuigenis afleggen met hun hun werk van deze relatie tussen geest en kunstenaarschap. In hun werk komt die geest tot uitdrukking en daarom worden zij met recht meesters genoemd. Het gaat hierbij niet om eer en roem van de individuele kunstenaar, maar om het werk van zijn hand. Het werk legt getuigenis af van die relatie en van die invloed, die dialoog tussen kunstenaar en goddelijke geest. De toeschouwer die hiervoor open staat kan zich zelf ontdekken in dit werk en kan zo kennis maken met een transcendente werkelijkheid die ook hem omvat en optilt uit het alledaagse. Kunst als weg tot een ervaring van het goddelijke, als een dimensie die toegang geeft tot zinvolheid en zelfverstaan binnen een grotere en zinvolle context. In het werk komt zo iets messiaans, dat wil zeggen geestkracht die de aarde binnenkomt, aan het woord. Cheng verwoordt dit zo:


“Het landschap dat het penseel van de kunstenaar op een schilderij laat ontstaan, kan hooghartig zijn of gekweld, compact of ijl, badend in licht of van duisternis doordrongen. Het komt er echter op aan dat dit landschap de dimensie van louter voorstelling overstijgt en dat het zich openbaart als een verschijning, een komst.
De komst van een aanwezigheid – niet in de figuratieve of antropologische betekenis van het woord- die je kunt aanvoelen of voorvoelen, de aanwezigheid van de goddelijke geest zelf. Deze aanwezigheid, met inbegrip van al haar onzichtbare eigenschappen, stemt overeen met het xiang-wai-shi-xiang of ‘beeld over de beelden heen’ van de Chinese theoretici. Het staat ook dicht bij datgene wat in de Chanspiritualiteit als een illuminatie wordt ervaren. Wanneer je bij het zien van een natuurtafereel – een bloeiende boom, een vogel die met een schreeuw opvliegt, een zonne- of manestraal die een moment van stilte verlicht – opeens de overzijde van het tafereel bereikt, dan heb je het scherm van de verschijnselen overschreden.”


“Je ondergaat de indruk van een vanzelfsprekende aanwezigheid die in haar geheel, onverdeelbaar, onverklaarbaar en toch onmiskenbaar naar je toekomt. Ze openbaart zich als een vrijgevige gave die ervoor zorgt dat alles als bij wonder daar is, een gave badend in een licht met de kleur van de oorsprong, die een oerlied neuriet van hart tot hart en van ziel tot ziel.
Ik heb zojuist het woord ‘ziel’ gebruikt. Het doet me denken aan het begrip yi-ying, ‘dimensie van de ziel’, dat we al zijn tegengekomen in de tweede bespiegeling over de roos. In de Chinese esthetische leer is de yi-ying zowat de evenknie van de shen-yun of ‘goddelijke weerklank: Net als de shen is ook de yi, ‘aanleg van het hart, van de ziel’, datgene wat zowel huist in de mens als in het levende heelal. De yi-ying suggereert dus een zielsverwantschap tussen het menselijke en het goddelijke, die in het Chinees wordt weergegeven door de uitdrukking mo-qi, ‘woordeloze verstandhouding’. Deze verstandhouding is nooit volledig: altijd zal er een hiaat zijn, een onderbreking, een gemis dat moet worden vervuld.
De nagestreefde oneindigheid is wel degelijk on-eindig. Het beeld van een ontrold Chinees schilderij, dat wordt voortgezet door de leegte, maakt dat duidelijk. In deze door de adem bezielde leegte schuilt een wachten, een luisteren dat bereid is een nieuwe komst te ontvangen, die op haar beurt een nieuwe verstandhouding aankondigt.”


bergen: sumi-e en pigment op papier

Niet alleen je ziel wordt aangesproken, ook de oneindige dimensie die in je ziel actief is als geestkracht komt aan het licht en wordt ervaarbaar. Deze ervaring kan alles anders in je leven relativeren en in een ander licht plaatsen. In de sacraliteit van de werkelijkheid is geen geweld en geen lijden, maar de weg ernaar toe, naar de ervaring ervan kan zwaar en pijnlijk zijn en veronderstelt veel geduld en uithoudingsvermogen want de wereld is niet goddelijk. De wereld kent ook delen die hels zijn en de daden van mensen zijn soms gruwelijk en wreed. De confrontatie met dit aardse lijden hoeft echter niet te betekenen dat de sacraliteit van de werkelijkheid daarom minder waar is. Of zelfs niet bestaat. Dat laatste zou betekenen dat dood en verderf het laatste woord hebben en dat nieuw leven in feite een fictie is. We hoeven maar om ons heen te kijken: op elke ruïne groeit iets nieuws, planten ontkiemen in elke bodem als er een beetje water bij komt, hoeveel gruwelijke oorlogstaferelen zich ook hebben afgespeeld. De natuur en de kracht van de natuur die zich telkens weer manifesteert kan ons leren hoe het leven telkens leven baart en telkens opnieuw opstaat. De kunstenaar die hier weet van heeft en die bereid is die ervaring van eenheid en telkens opnieuw geboren worden na te streven heeft hieraan een levenstaak die alle opoffering waard is. Cheng zegt hierover:


“Om haar te bereiken is de kunstenaar altijd bereid pijn en verdriet te doorstaan. Hij is bereid gebrek en verlies te lijden, totdat hij helemaal wordt verteerd door het vuur van zijn handeling, totdat hij zich laat opzuigen door de ruimte van zijn kunstwerk. Hij weet dat de schoonheid niet zomaar iets is wat wordt gegeven. Zij is de hoogste gave van het deel dat werd geschonken. Voor de mens ten slotte betekent zij niet zozeer een verworvenheid, als wel een eeuwige uitdaging.”


In die eeuwige uitdaging voel ik mij thuis, het relativeert al mijn kortstondige vormen van zorg en van lijden en het geeft mij een zin perspectief dat mijn eigen bestaan ver en ver overstijgt. Daartoe voel ik mij telkens weer geroepen om de penseel ter hand te nemen. Op naar de eeuwigheid, op naar de sacrale lagen in ons bestaan opdat wij mogen voortbestaan op ongekende wijzen.


John Hacking
13 mei 2016


Bron: François Cheng, Over schoonheid. Vijf meditaties, Kapellen 2008 (Pelckmans, Klement) pag. 93-128

sneeuw: sumi-e op Japans papier

Painting silence, painting lightness – meaning and ‘semiose’


Living in cities the possibility exists that you lost your connection with nature and with the surrounding landscape outside the inhabited world. Buildings and streets are part of your environment and they are now the new landscape you live in. Lost is the memory of how a wild and inhabited landscape can be. Only holidays in strange countries can give you a feeling of a landscape that always has exist but that is maybe banished from your memory when you live in the cities.
In my paintings I reflect on this status of the landscape outside the inhabited world. Mountains, moorland, desert, sea and rivers have a natural appearance mostly untouched (at first glance) by mankind. Of course this is not completely true because mankind has left its marks on nature. But a huge mountain or a dark moor has an attraction of his own and in painting these natural phenomena you can get some feeling of involvement and being part of this landscape. In traditional Japanese/Chinese painting these connection with nature, with the mountain (often holy places), the sea and the lakes is imagined. Rain and snow are not only natural phenomena, they have a special meaning because they represent the movement from heaven to earth. This sacral aspect of the landscape and of the natural places in this landscape has my special attention in painting. Therefore the horizon is an import part of my paintings because heaven and earth are meeting each other in the horizon. Of course this is an metaphorical way of speaking but nevertheless it makes some sense because you can call our life an accumulation of meanings. We have a special name for it: “semiose”, giving sense to life in an semiotic way, using signs and everything what is connected, to express ourselves. Our language is a wonderful example of this process. Words and images together give a basis to our lives and our identity. Without we got lost in this reality.

horizon: pigment op Japans papier


Painting in my opinion is more than only give sense to your life by doing so. As a semiotic act you present your painting and the spectator gives his own meaning, his comment on what he sees, with his own experiences as a background. As it is finished, the painting (as a product) become a new life. Spectators, art dealers do what they want with this product. It can be forgotten or it becomes a special attraction in a museum or gallery. At once a new set of meanings, a new sense is taking over: money rules the world and this also applies to works of art. But the natural landscape, the wild river, the mountain or the moorland is not monetized. Rain and Snow have an own special sense and making this visible is a special task for me to do so. Silence and the light in the landscape, the lightness of being in the landscape, the natural flow of things, of plants and trees, of water running down a hill, the sound of the fog early in the morning, all these events are special for him who wants to see it. Experiencing the landscape in this way can give a special dimension how you experience your own identity and your own life. Questions like ‘were are you living for’ , ‘what makes my life special’ and ‘what is really important in my life and what not’ can arise and are pressing for an answer. So the landscape can shape your meanings in a new way.
When the spectator of my paintings get started in a private way with the meanings of my paintings I’m satisfied. As they excite the imagination of the spectator and encourage new meanings in the life of the spectator, it is all right. The paintings starting a new life in this process of ‘semiose’ in the context of the spectators. So my paintings give something to think about. They are an invitation to discover new meanings.

John Hacking
13 of October 2015

pigment op japans papier 70×100 cm

Stempel Logo

Semiose

The meaning of my stamp, from left to right:

  1. Satoru: to perceive, understand, to realize 
  2. Sui: water
  3. Do: earth, soil, clay, mud 
  4. San: Mountain, hill, mine, 
  5. Oroshi: a wind blowing from the mountains

Source: Beginners Dictionary of Chinese Japanese Characters, compiled by Arthur Rose-Innes, New York 1997 (Dover Publications, Inc.), p. 192, p. 264, 122, 164, 489 and http://jisho.org

You can make a poem of it by putting the signs together in different order. You can start where you like. With the mountain solid on the earth, top in the sky, wind blowing from the mountain, water all around it, a river, or water coming with the wind, rain, a process of transformation. If you get this you can perceive and maybe you understand how reality is changing at every moment, there is no stagnation. You are part of this process, not separated. That is also the issue when you talk about inspiration. François Cheng wrote about the relation between mountain and water:

Niveau III Montagne-Eau

Ce niveau concerne la structure des principaux éléments d’un paysage à peindre. Montagne et Eau représentant des deux pôles du Paysage. Tout comme pour le simple trait, l’ensemble structuré d’un tableau doit être envisagé comme un corps vivant; c’est ainsi que pour un paysage donné on parle d’ossature (rochers), d’artères (cours d’eau), de muscles (arbres), de respiration (nuages), etc. […] 

  • yen-yun: “brume-nuage”, élément indispensable d’un paysage. Le rôle du nuage n’est pas seulement ornemental. Comme l’a affirmé avec force Han Chuo des Sung, dans son Shan-shui-ch’un ch’üan-chi: “Le nuage est la synthèse des monts et des eaux.” Étant formés de la vapeur d’eau et ayant laforme des monts, le nuage et la brume, dans un tableau, donnent l’impression d’entraîner les deux entités que sont l’Eau et la Montagne dans le dynamique processus du devenir réciproque.
  • hsü-shih: vide-plein
  • yin-hsien: invisible-visible

Source: Cheng, François, Vide et Plein – le langage pictural Chinois, Paris 1991 (Editions du Seuil), p. 112-113

In this process of semiose (giving meaning) the landscape is a living body where emptiness is just as important as the elements you can perceive. Cheng shows us that a landscape becomes an image of a reality that isn’t to define with only empirical instruments. Visible and invisible elements, a sacral dimension comes to light. The mountain is the place where earth reaches to heaven. Therefore mountains are one of the most painted theme’s in my painting career. Water from above, clouds, fog, they are like messages from heaven. They jump over the gap between heaven and earth, over the abyss. 

My stamp gives you an impression of this semiose in my work as a landscape-painter.

John Hacking

1-03-2017

Leegte 1

Landschap: “The word itself tells us as much. It entered the English language, along with herring and bleached linen, as a Dutch import at the end of the sixteenth century. And landschap, like its Germanic root, Landschaft, signified a unit of human occupation, indeed a jurisdiction, as much as anything that might be a pleasing object of depiction. So it was surely not accidental that in the Netherlandish flood-fields, itself the site of formidable human engineering, a community developed the idea of a landschap, which in the colloquial English of the time became a landskip. Its Italian equivalents, the pastoral idyll of brooks and wheat-gold hills, were known as parerga, and were the auxiliary settings for the familiar motifs of classical myth and sacred scripture. But in the Netherlands the human design and use of the landscape – implied by the fishermen, cattle drovers, and ordinary walkers and riders who dotted the paintings of Esaias van de Velde, for example – was the story, startlingly sufficient unto itself.”
“Landscapes are cultures before they are nature; constructs of the imagination projected onto wood and water and rock. So goes the argument of this book. But it should also be acknowledged that once a certain idea of landscape, a myth, a vision, established itself in an actual place, it has a peculiar way of muddling categories, of making metaphors more real than their referents; of becoming, in fact, part of the scenery.”

Simon Schama in: Landscape and Memory 1995

Horizon pigment en sumi-e op papier


Het landschap is al meer dan 45 jaar mijn thema in mijn schilderijen. In de tekst van Dôgen Zenji, SHÔBÔGENZÔ, een uitgebreide verhandeling over zen en het Zenboeddhisme, geschreven voor zijn monniken in de 13e eeuw in Japan, komt het beeld van de bergen, de wolken, het water, de rivier vaker voor. Ze dienen ook als hulpmiddel in de beschrijving van de weg naar verlichting. Tezamen vallen met de berg, een zijn met het water, de beweging die zich aan de wolken voltrekt, gebeurt ook aan jou als onderdeel van het universum dat voortdurend in beweging is. Je bent een deel van een tijdelijke beweging, een verschijnsel dat tijdelijk is. Dôgen Zenji schrijft:


In short, everything whatsoever that exists in the whole universe is a series of instances of time. Since everything is for the time being, we too are for the time being.
Shōbōgenzō: On ‘Just for the Time Being, Just for a While…’p. 112

landschap: pigment en sumi-e op Japans papier

Misschien is mijn werk als landschapschilder wel gekenmerkt door die zoektocht die ook in het Boeddhisme wordt ondernomen naar de ervaring van verbondenheid met het universum. Alles hangt met alles samen en onze menselijke geest kan het universum bevatten zoals het universum onze geest bevat. Dôgen Zenji is van mening dat de ervaring van verbondenheid (verlichting) samenvalt met de oefening zelf. Het is niet het een ná het ander. Elk mens heeft een Boeddha natuur. Elk mens draagt de verlichting met zich, in zich mee. Als dat besef niet kan doorbreken of niet doorbreekt komt dat omdat we voortdurend in onderscheidingen en categorieën denken: we kiezen voortdurend, hanteren zwart en wit, we zijn gevangen in de maaltstroom van onze oordelen en onderscheidingen en denken daardoor een houvast te vinden. Kijk naar de bergen. Ze vertellen hun eigen verhaal: ze zijn deel van het universum waar jij ook deel vanuit maakt. Er is geen verschil; er is geen toeschouwer en geen object. Er is enkel berg, er is enkel jij. Dôgen Zenji drukt dit zo uit:


To learn what the path to Buddhahood is, is to learn what the True Self is. To learn what the True Self is, is to forget about the self. To forget about the self is to become one with the whole universe. To become one with the whole universe is to be shed of ‘my body and mind’ and ‘their bodies and minds’. The traces from this experience of awakening to one’s enlightenment will quiet down and cease to show themselves, but it takes quite some time for all outer signs of being awake to disappear.
Shōbōgenzō: On The Spiritual Question as It Manifests Before Your Very Eyes p.32 uit: thezensite: The Complete Shobogenzo

Misschien is mijn schilderen van vaak dezelfde thema’s: de bergen, de horizon, het landschap, de weg, de rivier, het meer, wel mijn manier om op deze wijze te mediteren, te pogen de weg van de Boeddha te volgen. Als je mijn schilderijen als meditaties beschouwt krijgen ze opeens een andere lading. Dan is het niet meer erg dat ik voortdurend bergen schilder, dat die bijna als vanzelf uit mijn penseel vloeien. Met sumi-e, met inkt, met verf gemaakt van pigmenten.
De bergen en de leegte, de wolken en het water (regen, sneeuw) zijn uitnodigingen om stil te staan bij het landschap waar je deel vanuit maakt, je innerlijk landschap kan dan raken aan het uiterlijk landschap. Universum en geest vloeien naar elkaar toe. De kunst is om die openheid in je eigen leven, je eigen zelf-verstaan, je eigen handelen te oefenen. Schilderen is een manier om je te openen, het concrete doen neemt je bij de hand. Je hoeft geen meester te zijn, geen grote artiest, geen groot vakman, het gaat allereerst en vooral om overgave. Overgave aan wat je bent begonnen. De weg gaat dan met je voort. Je schilderen wordt dan opeens iets anders dan moeten presteren, afbeelden, een mooi product afleveren. Het schilderij doet er uiteindelijk niet echt toe. Het gaat om het schilderen zelf en de verwondering over dit universum.

Geen controle willen houden, niet over je penseel dat aan bepaalde verwachtingen moet voldoen, laat het maar gebeuren. De streek van de penseel heeft een eigen ritme, een eigen eigenaardigheid. Het gebaar dat je maakt komt uit je arm – niet uit je hoofd. Niet met het doel om iets te bereiken, maar met de vanzelfsprekendheid dat het beeld ontstaat uit je bewegingen en je intuïtieve keuze van je pallet. Deze metafoor kun je ook toepassen op je leven en je manier van leven. Laat los, loslaten als geheim van je leven. Je bent tijdelijk, je vergaat, je bent deel van het grote geheel, het niets, de leegte van het universum. Waarom je dan wanhopig vastklampen alsof er in die onmetelijke leegte een sprankje van houvast zou zijn? Meer lezen kan bijvoorbeeld in de Engelse of Duitse vertaling van: Dôgen Zenji, Shôbôgenzô. Der Schatz des Wahren Dharma. Gesamtausgabe, Frankfurt 2008, (Angkor Verlag). Veel inspiratie en veel openheid en moed om jezelf te leren loslaten. Misschien vind je wel een weg die bij jou past om jezelf te uiten zoals je altijd al heel graag had willen doen. Jezelf uiten als vorm van leven die niet op zoek is naar houvast en naar zekerheid, maar die weet heeft van verbondenheid met alles wat je omgeeft. Waar je uit voort bent gekomen en waartoe je terugkeer.


John Hacking
31 augustus 2021

bergen: pigment op Japans papier

Landscape of the soul

Poëzie en werkelijkheid

“De zee is een dood

het wiegelied poort naar God

emotie die de ziel bindt

tot de sprong”

“Het menselijke leven kent tenslotte kanten die alleen met poëtische middelen adequaat uitgebeeld kunnen worden” 

A.Tarkovski

De werkelijkheid is te complex en te kostbaar om haar over te laten aan de verklaringen van de exacte wetenschappers. De werkelijkheid is een gedicht. Omdat ze niet bestaat als ‘de’, hoogstens als ‘mijn werkelijkheid’. Wie garandeert mij dat wij dezelfde werkelijkheid beleven?

Maar los daarvan bezit de werkelijkheid een gelaagdheid die slechts op poëtische is te duiden. Voor mij, met nadruk, geldt dat de werkelijkheid religieus en poëtisch is. Alleen het gedicht vermag voor mij datgene wat onmogelijk lijkt: de werkelijkheid vangen in een beeld, in een beleving.

Oorlogen, menselijke ellende, verdriet, slachtoffers, hoeveelheden en de wijze waarop tarten elke verbeelding. Ook de wetenschap vermag hier niet veel. De werkelijkheid is te groot, ze overstijgt ons vermogen tot verbeelding. Ze overvalt ons, beklemt ons, zet ons gevangen in onze eigen betekenissen. Zou het gedicht hier verder kunnen helpen, om het onverwoordbare te verwoorden? 

Poëzie is een werkzame kracht zoals Tarkovski, de Russische filmmaker, opmerkt: “Poëtische verbindingen hebben een sterkere emotionele werking en activeren de toeschouwer; hij wordt meegevoerd om het leven te onderzoeken, maar zonder de hulp van een vooropgezette uitkomst of van de dwingende aanwijzingen van de auteur. Hij kan slechts met datgene waarover hij zelf beschikt de diepere zin op het spoor komen van de getoonde complexe verschijnselen. Ingewikkelde gedachten of een poëtische levensfilosofie moet men niet in een al te doorzichtig keurslijf willen dwingen. De gebruikelijke lineaire logica in de opeenvolging van gebeurtenissen lijkt verdacht veel op de bewijsvoering van een wiskundige stelling. Associatieve verbanden kunnen daarentegen een rationele en een gevoelsmatige beoordeling van het leven combineren, en bieden de kunst daarom onvergelijkbaar meer mogelijkheden.”

Tarkovski spreekt over poëzie als relatie tot de werkelijkheid, een vorm van filosofie die de verhouding van de mens tot zijn realiteit uitdrukt. In zijn filmen doet hij een poging deze positiebepaling uit te werken in beelden. De emotionele subjectieve beleving van de filmmaker, de regisseur, de kunstenaar is daarbij van wezenlijk belang. De kunstenaar kan zichzelf niet uitschakelen. Hij vormt de brug tot zijn verbeelde werkelijkheid waarin anderen zich kunnen herkennen en waarover zij hun eigen weg kunnen vinden naar hun eigen beleefde werkelijkheid. Tarkovski zegt hierover: “ Een dergelijke kunstenaar herkent de bijzondere poëtische structuur van het bestaan. Hij is in Staat om de grenzen van de lineaire logica te overschrijden en de complexiteit en de waarheid van de ongrijpbare verbanden en verborgen verschijnselen van het leven over te brengen. En ook al pretendeert een auteur het leven waarheidsgetrouw te hebben uitgebeeld, zonder dit vermogen ziet het leven er eentonig, eenvormig en gekunsteld uit. De illusie van uiterlijke levensechtheid getuigt nog niet van een diepgaand inzicht in het leven. Ik denk ook dat authenticiteit, innerlijke waarheid, of zelfs uiterlijke waarheidsgetrouwheid onbereikbaar zijn als niet de subjectieve indrukken van de kunstenaar organisch verbonden zijn met zijn objectieve weergave van de werkelijkheid.”

Voor Tarkovski is “in een werkelijk kunstzinnig beeld altijd organisch een verband aanwezig tussen idee en vorm. Vorm zonder idee en idee zonder vorm vernietigen het beeld, en het beeld houdt op kunst te zijn.” Deze opvattingen over kunst keert terug in mijn werk waar dit zichtbaar wordt in mijn benadering van het landschap. Voor mij is het landschap ‘een landschap van de ziel’ omdat mijn beleving van het landschap doorwerkt in de wijze waarop ik mij verhoud tot het landschap en in de wijze waarop ik het schilderkundig tot uiting breng. Voor mij is het landschap een vraag en een uitnodiging. Een vraag aan mij gesteld: waar kom je vandaan, waar ga je heen, wat doe je hier. Een uitnodiging om verder te kijken dan je empirische neus. Voor mij is het landschap religieus geladen, religieus gekleurd omdat het de verbeelding van de relatie tussen hemel en aarde. En niet alleen de verbeelding, het maakt in de horizon letterlijk deze scheiding, die een overgang is, een grensgebied, zichtbaar. In dat grensgebied zoeken wij onze weg en vertellen we verhalen om ons leven in te kleuren en zin te geven. Religies zijn in die zin compilaties van verhalen en gebruiken die deze verhalen omzetten in rites. 

Ook in de muziek is deze werkzame kracht van de poëzie van de werkelijkheid meer dan duidelijk aanwezig. In “Le plat pays” van Jacques Brel zie ik de wolken, de bomen aan de horizon en het landschap bijna letterlijk. Dat vermag het woord, de klank, het lied, het gedicht. De kunstenaar heeft daarom een onvervangbare positie in onze maatschappij. 

Tarkovski zegt over de relatie van de kunstenaar tot de werkelijkheid de volgende belangwekkende dingen, ik citeer uitgebreid: “Het zich eigen maken van de werkelijkheid in de kunst is een subjectieve beleving. In de wetenschap volgt het menselijke kennen de treden van een eindeloze trap: oude inzichten worden op grond van ontdekkingen vervangen door nieuwe. Een artistiek inzicht daarentegen komt steeds opnieuw tot stand als een ander en uniek beeld van de wereld, als een hiëroglyfe van de absolute waarheid. Het dient zich aan als een openbaring, als het kortstondig opvlammen van een hartstochtelijk verlangen naar een intuïtief inzicht in alle wetmatigheden van de wereld: haar schoonheid en lelijkheid, haar mededogen en wreedheid, haar oneindigheid en begrenzingen. De kunstenaar brengt dit alles tot uitdrukking door een beeld te scheppen dat vanuit zichzelf het absolute onthult. Het beeld is in staat de ervaring van het oneindige vast te houden: door het eeuwige te begrenzen, het geestelijke in het stoffelijke vast te leggen, het onbegrensde te kadreren. Kunst is een symbool van de wereld dat verwijst naar de absolute geestelijke waarheid die in een positivistische, pragmatische houding tegenover het leven verborgen blijft.

Als iemand zich naar een wetenschappelijk systeem wil voegen, moet hij een bepaalde opleiding hebben genoten en een beroep doen op zijn logische denkvermogen. Kunst richt zich tot allen in de hoop dat ze een in druk zal achterlaten, dat ze vooral wordt gevoeld, een emotionele schok teweegbrengt en dat haar waarheid wordt aanvaard. Zij wil de mensen niet overtuigen met onverbiddelijk geldende rationele argumenten, maar met de geestelijke energie, waarmee de kunstenaar haar heeft geladen. En in plaats van een wetenschappelijke opleiding, wordt er voor haar een bepaalde geestelijke ervaring vereist.

Kunst wordt geboren en ontwikkelt haar kracht daar waar het eeuwige, rusteloze verlangen heerst naar spiritualiteit, naar het ideaal: het verlangen dat de mensen naar de kunst voert. De weg die de moderne kunst echter is ingeslagen, is een doodlopende weg. Ze heeft het zoeken naar de zin van het leven afgezworen en hiervoor louter zelfbevestiging in de plaats gesteld. De zogenaamde creativiteit lijkt veranderd in een zonderlinge bezigheid van excentrieke individuen die de autonome waarde van het persoonlijke handelen enkel als manifestatie van de vrije wil bevestigd willen zien. In het scheppingsproces wordt de individualiteit evenwel niet bevestigd, maar in dienst gesteld van een algemeen en hoger idee. De kunstenaar is een dienaar die zijn talenten, hem als door een wonder geschonken, tracht te verwezenlijken. Doch de moderne mens brengt liever geen offers, hoewel de individualiteit alleen door opoffering bevestigd kan worden. Dat is de mens van lieverlede vergeten en hierdoor heeft hij het gevoel verloren voor zijn bestemming.” Los van het feit of je het eens kunt zijn met zijn stelling dat de moderne kunstenaar in het scheppingsproces misschien niet meer leeft voor een hoger idee en dat de mens het gevoel voor zijn bestemming verloren schijnt te hebben, blijft staan dat kunst een zoektocht naar en een verkenning van het absolute is. Al dan niet in de vorm van een waarheid of openbaring. In die zoektocht voel ik me thuis. Een leven lang pelgrim zijn, op weg naar een doel dat nooit wordt gehaald. 

Absolute zekerheid, absolute waarheid zal niet worden gevonden en dat is goed zo want deze werken als een molensteen. De zee is vol verwachting om al deze verdoolden met open armen te ontvangen en te koesteren als een eeuwige moeder. Poëzie wijst niet in deze richting, poëzie vermijdt de klippen van de eeuwige waarheid, scheert langs de afgronden van de dood, die messcherp uitsteken in het kale landschap van de hemeltiran. Poëzie is een lied dat wordt aangeheven tegen de statische dood, tegen de cijfers die de werkelijkheid willen kerkeren, tegen de pragmatiek en manipulatie van de heerser. 

Ik vermoed dat het wiegelied, het lied dat het kind als eerste zal gaan horen, het begin vormt van zijn religieuze ontwikkeling en zijn gevoel voor de mystieke dimensie van de werkelijkheid. En als dit lied nooit geklonken heeft, als diep van binnen de basis niet is gelegd om het verlangen te wekken, de begeerte te doen opvlammen naar wat ongrijpbaar, goddelijk is, dan is het nog niet te laat. Het vergt alleen wat moed, wat durf om je open te stellen voor nieuwe klanken, nieuwe woorden, nieuwe betekenissen die wegen zullen gaan vormen in een onbekend terrein. Het gedicht is een sleutel, een van de vele, maar niet de minst belangrijke om de werkelijkheid te verkennen, om jouw plaats te verankeren in een gevoel van thuiskomst als je eenmaal uitkomt bij wie jij ten diepste bent. Daarover gaan mijn geschilderde landschappen en al datgene wat ik de laatste jaren heb geschreven. 

John Hacking

Nijmegen – vrijdag 26 januari 2007

De citaten stammen uit: 

A. Tarkovski, De verzegelde tijd. Beschouwingen over de filmkunst, Groningen 2006 (Historische uitgeverij) p.20-29