de afgelopen jaren heb ik diverse teksten geschreven over mijn werk. Ze kunnen hier worden gelezen en gedownload. Naast ook andere teksten uit de loop der jaren over andere thema’s.

de afgelopen jaren heb ik diverse teksten geschreven over mijn werk. Ze kunnen hier worden gelezen en gedownload. Naast ook andere teksten uit de loop der jaren over andere thema’s.
XVI
El hombre es por natura la bestia paradójica,
un animal absurdo que necesita lógica.
Creó de nada un mundo y, su obra terminada,
«Ya estoy en el secreto -se dijo-, todo es nada.»
Antonio Machado
Man is by nature a paradoxical beast,
an absurd animal lacking in common sense.
He created a world out of nothing and, when his work was done,
“I’m in on the secret,” he told himself, “everything is nothing.”
Vertaling Paul Archer
De kunstenaar is een ‘artiest’, (een leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstenaar’ – voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 Wikiwoordenboek) – of zo als Etymonline een andere bron zegt:
One who cultivates one of the fine arts,” from French artiste (14c.), from Italian artista, from Medieval Latin artista, from Latin ars (see art).
En art wordt op deze site zo omschreven:
early 13c., “skill as a result of learning or practice,” from Old French art (10c.) and directly from Latin artem (nominative ars) “work of art; practical skill; a business, craft,” from PIE ar(ə)-ti- (source also of Sanskrit rtih “manner, mode;” Greek artizein “to prepare”), suffixed form of root ar- “to fit together.” Etymologically it is akin to Latin arma “weapons”.
Bron: https://www.etymonline.com/word/art#etymonline_v_17037
In een woordenboek Mittelhochdeutsches Taschenwörterbuch is te vinden onder art:
Ackerbau sowie dessen Erträgnis, Land, Herkunft, Abkunft, angeborne Eigentümlichkeit, Natur, Beschaffenheit, art als Kunst (lat. Artem).
Bron: Lexer, Matthias, Mittelhochdeutsches Taschenwörterbuch.Mit den Nachträgen von Ulrich Pretzel, Stuttgart 1992 (S. Hirzel), pag. 7-8
Opvallend vind ik de tegenstelling in het middeleeuwse Duits tussen aan de ene kant het land, afkomst, herkomst, iets wat je hebt meegekregen en aan de andere kant het ‘gemaakte’, ontworpene, het kunstige, kunstvaardige.
In de kunstenaar komt het talent en het vaardige, zijn handwerk, samen. Zonder talent niet veel kunstzinnigs, zou je kunnen concluderen. Het talent is de basis voor het uitoefenen van het werk als kunstenaar. Dat werk kan natuurlijk bestaan in veel vormen van expressie, maar ik concentreer me hier even op het handwerk van de schilder en beeldhouwer. Eeuwenlang stonden kunstenaars in dienst van de kerk, de staat en kapitaalkrachtige particulieren die met de verworven kunstwerken hun status konden showen. Beroemd zijn de fresco’s van Giotto, Fra Angelico, de schilderingen van Leonardo da Vinci, Michel Angelo en Rafael. Allemaal in dienst van de verfraaiing van kerkgebouwen en ter ondersteuning van het religieuze erfgoed. Met de toename aan kapitaal onder de stedelingen zien we kunstenaars die vooral van mecenassen en kooplieden afhankelijk worden: Rembrandt, Hals, Vermeer om er maar enkele te noemen. Met Caspar David Friedrich worden de eerste stappen gezet om het landschap zelf als thema centraal te stellen en niet meer de mensen in het landschap of het landschap enkel als achtergrond. In andere landen zoals China en Japan is de verbeelding van het landschap als landschap veel langer praktijk.
Interessant is de ontwikkeling van en de kijk op het kunstenaarschap en de kunstenaar zelf. Zo stelt Anne Brannys in Eine Enzyklopädie des Zarten
Charles Baudelaire führt den Begriff des Flüchtigen mit seinem berühmten Aufsatz Le Peintre de la vie moderne (1863) ein:
“La modernité, c’est le transitoire, le fugitif, le contingent. La moitié de l’art, dont l’autre moité est l’éternel et l’immuable.” (“De moderniteit is het vergankelijke, het voortvluchtige, het contingente. De helft van de kunst, waarvan de andere helft het eeuwige en het onveranderlijke is.”)
und beschreibt die Anforderungen an einen neuen Typus des Künstlers:
[…] il va, il court, il cherche. Que cherche-t-il? À coup sûr, et homme […].ce solitaire doué d’une imagination ative, toujours voyageant à travers le grand désert d’hommes, a un but plus élevé que celui d’un pur flâneur, un but plus général, autre que le plaisir fugitive de la circonstances. Il cherche ce quelque chose qu’on nous permettra d’appeler la modernité.
(Charles Baudelaire: Le Peintre de la vie moderne. Paris 1976. S. 695.0([…] hij gaat, hij rent, hij zoekt. Waar is hij naar op zoek? Zeker, en de mens (…) deze eenzame begaafde met een creatieve verbeeldingskracht, die altijd door de grote woestijn van mensen reist, heeft een hoger doel dan dat van een pure flaneur, een algemener doel, anders dan het vluchtige plezier van de omstandigheden. Hij is op zoek naar iets dat we moderniteit mogen noemen.)
Bron:
Anne Brannys, Eine Enzyklopädie des Zarten, Frankfurt am Main 2017 (Frankfurter Verlagsanstalt)
Maar wat is die moderniteit dan als we deze woorden van Baudelaire serieus nemen? Wat zoekt de kunstenaar werkelijk en is hij wel op zoek? En doet de persoon van de kunstenaar er ook toe – zijn talent, zijn vindingrijkheid, zijn creativiteit, zijn impulsiviteit, zijn karakter etc. etc. Welke rol speelt dat alles naast de voortdurend veranderende maatschappelijke omstandigheden?
Het begrip moderniteit ‘an sich’ zegt voor mijn gevoel niet zo veel, zeker als de invulling ervan ontbreekt en als niet wordt aangegeven wat er dan zo nieuw is ten opzichte van wat er al was. Het vluchtige, onbestemde, vliedende, steeds sneller wordende leven, is dat het kenmerk van de moderniteit en moet de kunstenaar zich daar aan aanpassen, of kan hij niet anders dan meedoen in deze stroom van gebeurtenissen? Zijn de gekozen thema’s in zijn werk daarvan het resultaat? Zijn werkwijze, zijn methodes, zijn vormen die hij kiest om zich uit te drukken? En ook de persoon en de rol van de kunstenaar zelf, zijn status, zijn positie in de maatschappij, is dat modern zoals deze nu wordt gezien en geapprecieerd?
In het oude Japan en China had de kunstenaar niet de status die een kunstenaar in de Westerse wereld nu geniet. Niet het bestaan van een bohemien in Parijs in 19e en 20e eeuw, met alle toeschrijvingen aan de kunstenaar als een bijzonder type, zowel in positieve als negatieve zin. De kunstenaar die het hoogst in aanzien stond in China en Japan was degene die het meest volmaakt in staat was de mystieke en religieuze dimensie van het landschap over te brengen op de toeschouwer: het landschap werd daarmee ook een vorm van meditatie – een verbeelding van een relatie, een present stellen van het goddelijke in het landschap, het mysterie, de mystieke kern ervan. Het landschap dat als landschap verwijzing is. De rol van de kunstenaar en zijn talent wordt afgemeten aan die prestatie. De persoon zelf staat helemaal in dienst van zijn opdracht. De status die een hedendaagse beroemd kunstenaar heeft in onze wereld, met dito prijzen voor zijn werk, is in de ogen van die tijd volslagen absurd.
Werk en persoon hangen samen: het innerlijk van de kunstenaar speelt een rol en zijn werken moeten van die oprechtheid getuigen om het goddelijke in het landschap te verbeelden, want dat is de opdracht. Het landschap is bezield en alles in dit landschap is uitnodiging om een verbinding hiermee aan te gaan.
Hoe dit Chinese denken achter de verbeelding van het landschap tot uiting komt wordt ook in dit citaat duidelijk:
Een oude adept zei: “Wanneer echter een verkeerde man de goede middelen gebruikt, dan werkt het goede middel verkeerd.” Deze Chinese spreuk, die helaas maar al te waar is, staat in felle tegenstelling tot ons geloof aan de goede methode afgezien van de mens, die haar toepast. In werkelijkheid hangt in deze dingen alles van de mens af en weinig of niets van de methode. De methode is immers slechts de weg en de richting, die iemand inslaat, waarbij het hoe van zijn handeling de getrouwe uitdrukking van zijn wezen is. Is dat niet het geval, dan is een methode niet anders dan een gemaaktheid, kunstmatig aangeleerd, zonder wortel en sappen, het onwettige doel van de zelfversluiering dienend, een middel om zichzelf te bedriegen en om te ontkomen aan de misschien onbarmhartige wet van het eigen wezen.
Met de uit de eigen aard voortvloeiende mentaliteit van de aan zichzelf getrouwe Chinese gedachtenwereld heeft dit totaal niets te maken; het is integendeel een afstand doen van het eigen wezen, zelfverraad aan vreemde en onreine goden, een laffe truc om zich geestelijk overwicht aan te matigen, wat alles ten zeerste in strijd is met de zin van de Chinese ‘methode’. Want deze inzichten zijn aan het volste, echtste en trouwste leven ontsproten: aan dat oeroude, uit de diepste instincten logisch en in onverbrekelijke samenhang gegroeide Chinese cultuurleven, dat ons in alle opzichten ver ligt en onnavolgbaar is.
Bron: https://www.geestkunde.net/uittreksels/wilhelm-jung-geheim-gouden-bloem.html
Strikt genomen en met een kritische blik op het heden is veel ‘kunst’ fragwürdig – wat wordt hier gepresenteerd? Wat staat op de voorgrond? Werken om indruk te maken op de toeschouwer zodat de glans ervan afstraalt op de persoon van de kunstenaar en zijn beurs? Maar zit er diepte in het werk, word je uitgenodigd om te mediteren dieper in jezelf te kijken, stil te staan bij de mystieke dimensie van het bestaan? Of is alles plat, eendimensionaal, zonder ziel, zonder bezieling, raakt het je niet omdat het je niet kan raken door de platheid van het werk? De psycholoog Jung had daar in de vorige eeuw ook al een hard oordeel over. Hij zegt:
Zowel toen als nu overheerste het chaotische, de platheid, de opgeschroefdheid, de slechte smaak en de innerlijke onrust. Zowel toen als nu was het continent van de geest overstroomd, zodat slechts afzonderlijke bergtoppen als evenzovele eilanden uit het onbestemd golvende omhoog staken. Zowel toen als nu stonden alle geestelijke dwaalwegen open en ging het de valse profeten goed. – C.G. Jung
Bron: https://www.geestkunde.net/uittreksels/index.shtml#anker2
Valse profeten zijn er heden in overvloed. Niet alleen in de politiek – spelend voor verlosser, voor nieuwe messias, voor panacee voor alle problemen. Een verzameling leugens gepresenteerd door bendes leugenaars. Ook in de wereld van de kunst(en) overheerst te vaak het geld, de mammon. Daarom vind ik persoonlijk bescheidenheid een kwaliteit voor een kunstenaar, iemand die zijn werk wil laten spreken en niet zijn ego. En als dat klopt is zijn werk ook sprekend. Als de innerlijke mens overeenkomt met het werk dat hij uitdrukt.
Het aantal thema’s dat een kunstenaar kan gebruiken, kan zoeken, kan verbeelden is eindeloos. Niet alleen de methodes en vormen die hij kiest maar ook zijn levenshouding is daarvoor in mijn ogen van belang. En zoals de dichter Machado stelt: naakt kwamen we ter wereld, naakt verlaten wij haar:
XXXVI
Fe empirista. Ni somos ni seremos.
Todo nuestro vivir es emprestado.
Nada trajimos; nada llevaremos.
Antonio Machado
Empirical faith. We don’t exist, nor will we.
All we have in life is borrowed.
We came with nothing; we will leave with nothing.
Vertaling Paul Archer
Als levensmotto in een leven als wandeling, wandelend door het landschap, met voor je de horizon en achter je de horizon, hemel en aarde raken elkaar, kan de kunstenaar daar de vruchten van plukken: in deemoed en in oprechtheid wandelen, steeds nieuwe dimensies ontdekkend, steeds verder op een pad dat zich zo aan je voeten ontvouwt en dat pas achteraf misschien enige duiding kan krijgen. In een verhaal, in een gedicht, in een werk dat tijdens de reis ontstaat.
XXIX
Caminante, son tus huellas
el camino, y nada más;
caminante, no hay camino,
se hace camino al andar.
Al andar se hace camino,
y al volver la vista atrás
se ve la senda que nunca
se ha de volver a pisar.
Caminante, no hay camino,
sino estelas en la mar.
Antonio Machado
Wandelaar, je sporen
zijn de weg, en zij alleen;
Wandelaar, er is geen weg,
De weg ontstaat in het gaan.
Gaandeweg ontstaat de weg,
en als je omkijkt zie je het spoor dat
nooit meer betreden zal worden
Wandelaar, er is geen weg
slechts een schittering in de zee.
John Hacking
13 april 2025
De analoge fotografie is ingehaald door de digitale fotografie. De analoge fotografie maakt gebruik van een camera, van een ontwikkelingsprocedé en van het materiaal waar de foto op wordt afgedrukt. Dit fotopapier is net zo vergankelijk als datgene wat op de foto staat afgebeeld. De tijd zal onherroepelijk het einde inluiden van deze foto. De digitale fotografie kent een andere cyclus: de camera is net zo vergankelijk als bij de analoge fotografie maar het medium waarop de foto zichtbaar wordt gemaakt en behouden is van een andere orde. Geboorte en dood van de foto spelen hier geen rol (meer). De foto is, is aanwezig, is present en wordt gepresenteerd. Het medium waarop de foto zichtbaar is blijft in veelvoud present en kan door allen die dit medium gebruiken worden gebruikt om de foto te bekijken, op te slaan, te bewerken en verder te sturen naar andere gebruikers van het medium. Datgene waar de foto voor staat, wat wordt afgebeeld, de verwijzing naar een werkelijkheid, is losgemaakt in de digitale fotografie. Omdat de digitale foto gepresenteerd wordt, present is, heeft ze de kracht van representatie grotendeels verloren. Ze is deel van een digitale werkelijkheid die niet meer overeenkomt met de werkelijkheid als zodanig en die analoog kan worden weergegeven. Het landschap dat analoog gezien indruk maakt omdat het verwijst naar een landschap dat is gefotografeerd, een landschap waar een verhaal en een betekenisproces aan verbonden zijn, is in de digitale werkelijkheid niet betekenisloos geworden maar is onderhevig aan een vorm van verlies van betekenis omdat het alles kan (gaan) betekenen. Het verhaal is er als het ware vanaf geknipt omdat het landschap nu in handen valt van iedereen en iedereen kan er mee aan de haal gaan. De analoge foto is onbeweeglijk, ze ligt vast, het papier bindt de afbeelding en conserveert het verhaal en de betekenis die eraan vast hangt. De digitale foto is een en al beweging omdat ze geen grenzen heeft in de analoge werkelijkheid. Ze is overal en nergens. Ze is alles en niets. De waarheid van een analoge foto is dat ze onlosmakelijk verbonden is met datgene wat is afgebeeld als foto. De filosoof Byung-Chul Han, die verwijzend naar Roland Barthes, spreekt over de waarheid van de analoge foto en de representatie door deze foto, schrijft over de digitale foto:
“Die digitale Fotografie stellt die Wahrheit der Fotografie radikal infrage. Sie beendet die Zeit der Repräsentation endgültig. Sie markiert das Ende des Realen. In ihr ist kein Verweis auf den realen Referenten mehr enthalten. So nähert sich die digitale Fotografie wieder der Malerei an: »Ceci n’est pas une pipe. « Als Hyperfotografie präsentiert sie eine Hyperrealität, die realer zu sein hat als die Realität. Das Reale ist in ihr nur noch zitathaft und bruchstückhaft vorhanden. Die Zitate aus dem Realen werden aufeinander bezogen und mit dem Imaginären vermischt. Dadurch eröffnet die Hyperfotografie einen selbstreferenziellen, hyperrealen Raum, der vollständig vom Referenten abgekoppelt ist. Die Hyperrealität repräsentiert nichts, sie präsentiert.” (Im Schwarm. Ansichten des Digitalen, pag 83-84)
De digitale foto kan alles gaan betekenen. Ze wordt daardoor losgemaakt van de oorspronkelijke werkelijkheid die in beeld is vastgelegd. Zo verliezen we het contact met de werkelijkheid. Op het landschap toegepast, dat werd gefotografeerd, betekent dit dat landschap imaginair wordt en dat het alles kan gaan betekenen en daardoor misschien wel daardoor betekenisloos wordt. In de digitaal vastgelegde werkelijkheid (van vastleggen is eigenlijk al geen sprake meer) is in principe alles virtueel. Betekenissen kunnen zich hechten en laten net zo makkelijk weer los. We verliezen zo de greep op de ons omgevende realiteit. We verliezen de aarde, onze relatie tot het concrete landschap. Los van de aarde zweven we, bevinden we ons in een virtuele ruimte met virtuele mogelijkheden. Het lichaam is daarbij grotendeels overbodig want om deze virtualiteit volledig te beleven hebben we het hele lichaam niet meer nodig.
Ik ben een romanticus. Een romanticus is iemand die terugverlangt naar een andere tijd, een tijd waarin het landschap door zijn zeggingskracht, spreekt tot de verbeelding en waar het landschap staat voor de relatie tot de aarde en tot de ervaring van de lichamelijke beleving van dit landschap. De ervaring van een overweldigend landschap doet je geestelijk beseffen wie en wat je bent, waar je staat en wat er mogelijk is. Dat alles in relatie tot het concrete (niet virtuele) landschap. Denk aan de geest die wordt meegevoerd in vervoering bij het zien van een overweldigend landschap. Dat is een emotie die in de virtuele werkelijkheid waarschijnlijk op een heel andere manier zal worden beleefd afhankelijk van de stimulus in deze digitale omgeving. Met pillen kom je een heel eind.
In mijn schilderingen van (denkbeeldige) landschappen maak ik gebruik van foto’s van bestaande landschappen. Foto’s van anderen en foto’s door mij zelf gemaakt. En foto’s die ik download van internet en afdruk op papier. Daardoor krijgen deze digitale beelden weer een leven en worden ze sterfelijk. Een omgekeerd proces dus als wat boven staat beschreven. Ik haal de landschappen terug uit hun digitaal bestaan en geef hun een thuis in het schilderij. De rest van het schilderij sluit op de een of andere wijze aan bij deze foto. Dat is de imaginatie van de schilder die hier aan het werk is. De foto is echter uitgangspunt en daaronder ligt het romantische verlangen naar een analoog landschap en een bijbehorend verhaal. De toeschouwer kan natuurlijk weer zijn eigen betekenis geven aan dit landschap met foto. Die vrijheid is er. En het schilderij kan ook weer een digitale gestalte aannemen. Ook dat is een mogelijkheid. Maar ik maak eigenlijk in deze digitale vervormingswerkelijkheid een kleine pas op de plaats. Grijp terug naar een techniek die de verbinding tussen werkelijkheid en foto accentueert en die daar net als met de vergankelijkheid van het leven en het levende, vrede mee heeft. Leven en sterven, leven en dood horen bij elkaar. Ook in het landschap, ook met het landschap zelf.
John Hacking
4 september 2019
Han, Byung-Chul, Im Schwarm. Ansichten des Digitalen, Berlin 2017, (Matthes & Seitz)
Barthes, Roland, Die helle Kammer. Bemerkungen zur Photographie, Frankfurt am Main 2009 (Suhrkamp Verlag)
Soms heb ik het vermoeden dat veel landschapschilders erg romantisch zijn en dat hun landschappen doortrokken zijn van een zweem van melancholie. Nu is melancholie een verschijnsel dat aangeeft dat je als het ware ‘treurt’ om iets wat verloren is gegaan. Iets wat er niet meer is, en waar je naar terug verlangt. Oude ruïnes kunnen dat gevoel van een verloren tijd oproepen, zoals Casper David Friedrich oude gebouwen en vervallen kerken schildert. Ook zijn landschappen hebben dat melancholische, de horizon in de avond, de mist over het veld, de bomen met een flauw licht dat er doorheen schijnt.
Natuurlijk hebben ook dichters last van romantische gevoelens en komt dat tot uitdrukking in de metaforen die ze kiezen, de thema’s die ze in hun poëzie verwerken en de wijze waarop ze zichzelf uitdrukken. Ik herken dat wel want ik ben ook door en door romantisch. De schilder Anselm Kiefer, een vertegenwoordiger uit onze tijd, doet eigenlijk niks ander dan denken met beelden, zijn schilderijen en zijn beeldhouwwerk zijn verwoordingen van een romantisch gevoel. Zijn romantiek bestaat er volgens mij in dat hij iets zichtbaar wil maken wat hem oneindig fascineert maar waar hij eigenlijk niet bij kan komen omdat het voorbij is in de geschiedenis, of voorbij in het landschap, of voorbij in de overleden denker waarvan we nu alleen maar zijn gedachten hebben. De hele hang naar mystiek en naar invullingen daarvan zoals de Kabbalah, verbeeldingen van de Zohar, laten dit duidelijk zien. Kiefer wordt beheerst door zijn denken en zijn denken wordt beheerst door verlangen en door zijn herinneringen, verlangen naar inzicht, verlangen naar dieper verstaan en verlangen naar uitdrukking daarvan met nieuwe middelen zoals te vinden in de kunst.
Mijn thema in mijn werk als schilder is de horizon en het ontbreken van de horizon als ik meer abstract werk. De horizon tekent het landschap. Het is het ankerpunt dat steeds verschuift in de wandeling die leven heet en die je terug laat kijken op waar je vandaan komt en wat er voor je was. Wat er morgen gaat komen, daar kun je niet zo goed, vind ik, romantische gevoelens over hebben. Wel over wat er is geweest.
In de abstractie ontbreekt een zichtbare horizon maar ook dat valt samen met de beleving van de werkelijkheid die sinds de Nietzscheaanse dood van God bodemloos is geworden. Er is geen houvast en er is geen fundament, elke vorm van zingeving ontbeert als het ware een vaste grond. Als wij die grond niet buiten ons zelf meer kunnen vinden, moeten we hem misschien in onszelf zoeken, maar ik vrees, zeker vanuit mijn romantische verlangen, dat dit illusoir zal blijken.
Zo kleurt mijn romantische kijk mijn verstaan van de werkelijkheid en stel ik alles in het werk om dit verlangen stem te geven in mijn werkzame leven als schilder en schrijver. Hopeloos romantisch? Of is dit hopeloze helemaal niet hopeloos maar is het de fundamentele condition humain die mijn bestaan kleurt?
Het verlangen in mij zoekt zich een uitweg en elk antwoord roept weer nieuwe vragen en nieuwe wegen om te gaan op. Zo schilder je tal van werken, landschappen, abstracties, en nooit ben je klaar, nooit vind je definitief datgene waarnaar je verlangt. Maar misschien is in het gaan van de weg, het schilderen van het landschap al genoeg voldoening, genoeg antwoord te vinden om het vol te houden en te blijven zoeken en verlangen. Misschien manifesteert zich God precies in dit aarzelende gaan en verkennen, het gaan van je levensweg zonder zekerheden, maar wel vol vertrouwen en vol romantiek.
Het verhaal van de uittocht uit Egypte waarin het volk van Israël pas na veel aarzelen en veel dwang durft in te stemmen maakt dit duidelijk. Bij elke tegenslag willen ze weer terug, zelfs als dat een bestaan is in slavernij. Dan hebben ze tenminste te eten, de uien en de vleespotten, het brood en het schamele dak boven hun hoofd. Dan is er een mate van zekerheid. De onzekerheid van de tocht door de woestijn, een pelgrimstocht naar een onzekere toekomst en een onzeker land van belofte, spreekt hun minder aan. Toch is in mijn ogen dit verlangen naar de vleespotten van Egypte geen romantiek en geen romantisch verlangen.
Als je slavernij verkiest boven een onzekere toekomst, een onduidelijke route en een tocht vol avonturen, ben je in mijn ogen eerder een lafaard, een ‘Versager’, een ‘schijthuis’ dan een romanticus. Het leven is onzeker, de levensweg onbekend. Exodus is in feite een metaforisch verhaal dat deze fundamentele onzekerheid op een mooie manier vertelt en illustreert. De kunst is om hierin toch ja te durven zeggen, tegen je levensweg, tegen de hoop die wordt voorgehouden op een beter bestaan, een ja tegen een God die het onmogelijke van je lijkt te vragen. “Ik zal zijn wat ik zal zijn”, zo luidt zijn naam. Je hebt als mens dus niks, maar dan ook niks in handen om op te bouwen, behalve de route die wordt uitgezet en die wordt zichtbaar gemaakt in een aantal gedragsregels die telkens opnieuw in nieuwe contexten moeten worden vertaald en beleefd.
En als je dat aandurft kom je misschien, eens, ooit, in het beloofde land. Een land dat niet van jou is en dat met heel veel moeite en strijd ook nog een keer veroverd moet worden.
Wat kun je hieruit leren? Stel dat ik die tocht mee had kunnen maken in de woestijn, dan had ik daarna misschien wel heel erg terug verlangd naar dat landschap en de ervaring van telkens nieuwe horizonten. Daarom schilder ik, verbeeld ik, werk ik dit verlangen uit in landschappen en abstracte leloofde landandschappen. Ik beleef de woestijn waarin de Exodus plaatsvond op een nieuwe wijze en neem daarbij niet alleen het verhaal als uitgangspunt maar vooral mijn fantasie en de manier waarop ik naar het landschap kijk vanuit een romantisch verlangen. Zo is de cirkel rond en blijf ik in romantiek gevangen. Heerlijk toch. Schilderen wordt zo een vorm van geluk.
John Hacking
1 september 2020
In de Chinese taal staan de tekens voor de ervaren werkelijkheid. Een gedicht is een verzameling tekens en de lezer (of toehoorder) of vertaler moet zelf de betekenis eraan geven. Dat is niet gemakkelijk want de tekens zijn vaak meerduidig en het is ook een kwestie van bekendheid met de tekens zelf en de eigen interpretatie. De vertaling van het gedicht van de Chinese dichter Li Shangyin (813-858) “De Leyou-vlakte” is hiervan een mooi voorbeeld. In dit gedicht wordt een ervaring, het vallen van de avond, en een stemming uitgedrukt. Ik heb een aantal vertalingen bij elkaar gezet om te proeven wat de vertalers ermee doen.
Een Nederlandse variant:
De Leyou-vlakte (1)
Het wordt al laat – door onrust overvallen
Men ik mijn wagen naar een oude vlakte.
De avondzon een onbegrensde pracht –
Helaas, helaas, hoe nadert al de schemer!
Een Duitse variant:
Zum Lustgarten auf der Höhe (2)
Wie’ später wird, ergreift mich Unbehagen,
Zur alten Höhe lenke ich den Wagen:
Der Abendsonn uneingeschränkte Pracht
Verdrängt doch bald nur zu bald die nahe Nacht.
Een Engelse variant:
The pleasure plain (3)
Towards evening my thoughts became uncomfortable,
I drove my carriage upon the ancient plain.
The setting sun is good without limit,
But only comes when yellow dusk is near.
Een andere Engelse variant:
THE LEYOU TOMBS (4)
With twilight shadows in my heart
I have driven up among the Leyou Tombs
To see the sun, for all his glory,
Buried by the coming night.
Franse varianten:
Le plateau de Lo-you (5)
Au soir, étouffant de melancholie,
En carosse, sur l’antique plateau.
Rayons du couchant, infiniment doux:
Trop bref, hélas, si proches de la nuit.
Le plateau Le-you (6)
Vers le soir, quand vient la mélancholie
En carosse sur l’antique plateau
Rayons du couchant infiniment beaux
Trop bref hélas, si proches de la nuit
In het Chinees bestaat het gedicht uit 4 regels met elk 5 tekens. François Cheng vertaalt deze tekens in het Frans met:
Vers soir / esprit mal à l’aise
Conduire carosse / monter antique plateau
Soleil couchant / infiniment bon
Seulement être / proche jaune-obscur
Tegen de avond / ongemak, geestelijke onrust
Bestuur kar / bestijg oud plateau
Zonsondergang / oneindig goed
Alleen is / dichtbij donker geel
In een Engelse variant staat er:
Toward evening thought not well
Drive carriage ascend old plain
Sunset sun without limit good
Only be near yellow dusk (7)
Ook de dezelfde dichter kan het gedicht iedere keer weer anders vertalen. Cheng vertaalt een keer:
“Au soir, étouffant de melancholie”: Tijdens de avond, ‘verstikkende’ of ‘gedempte’ melancholie.
De andere keer, met minder nadruk op het onrustige, onbehaaglijke van de stemming:
“Vers le soir, quand vient la mélancholie”: Tegen de avond, wanneer de melancholie komt.
De avond brengt een gevoel van weemoed mee. De dichter bestijgt een oud plateau, hij voert zijn wagen omhoog, weg uit die stemming? Dan een prachtig panorama, een zonsondergang, oneindig goed (‘bon’), of zacht (‘doux’). Goed waartegen, zacht als demping van de stemming, het gevoel van gemis? Heimwee die wordt verzacht. Maar dan de terugval. Helaas, te kort, de invallende nacht (donker-geel) breekt binnen en verdrijft het vergezicht.
De plek waar zich dit alles afspeelt wordt in de Duitse vertaling “Lustgarten” genoemd, tuin van lusten, of in het Engels ‘Pleasure plain’. Een andere vertaling spreekt over graven. En de inzet is een heel andere: de zon zien, in al haar glorie. Hier geen woord over melancholie.
De titel bestaat uit drie karakters (8) en de betekenis verschilt nogal – de titel spreekt dus niet voor zichzelf. Misschien wordt de vertaling daarom niet letterlijk genomen.
樂 music, comfort
游 playing, float, swim
原 meadow, original, primitive, field, plain, prairie, tundra, wilderness
In eenvoudige karakters ziet de tekst er zo uit:
Uiteindelijk blijft het vertalen een taaie opdracht. Communiceren met elkaar op basis van begrip en vanuit de vooronderstelling dat wij hetzelfde bedoelen als we begrippen gebruiken is minder eenvoudig en vanzelfsprekend als het lijkt. Chinese karakters tekenen de werkelijkheid en die krijgt daarmee bestaansrecht. De betekenis ervan en wat het met je doet is nog een heel ander verhaal, zeker als je in een andere taal en uit een andere cultuur wilt achterhalen wat er staat en wat het betekent.
John Hacking
28 februari 2017
Noten
1 Spiegel van de klassieke Chinese poëzie, van het Boek der Oden tot de Qing-dynastie. Gekozen, vertaald en toegelicht door W.L.Idema, Amsterdam 1993 (Meulenhof), p. 430
2 Knight, Sabine, Die chinesische Literatur. Eine Einführung, Stuttgart 2016 (Reclam), p. 26 geciteerd uit Der seidene Fächer. Klassische Gedichte aus China, aus dem Chines.übertr. und hrsg. von Volker Klöpsch, München 2009, s. 238
3 http://www.chinese-poems.com/ly1.html
4 http://www.shigeku.org/xlib/lingshidao/hanshi/lishangyin.htm
5 Cheng, Francois, Entre source et nuage – voix de poètes dans la Chine d’hier Et d’aujourd’hui, Paris 2002, (Albin Michel), p. 114 en ook met calligrafie Cheng, Francois, Poésie Chinoise. Calligraphies de Fabienne Verdier, Paris 2000 (Albin Michel)
6 Cheng, Francois, L’écriture poétique Chinoise suivi d’une anthologie des poèmes des Tang, Paris 1996 (Editions du Seuil), p. 189
7 http://www.chinese-poems.com/ly1.html
8 http://jisho.org
Het woeste land, het barre land heeft mij mijn leven lang al gefascineerd. Hoe woester hoe mooier. Daarom schilder ik landschappen. Het romantisch landschap dat een paar eeuwen geleden populair was en dat eigelijk nooit aan bewondering heeft ingeboet is soms woest. Bijvoorbeeld als de schilder erop uit trekt om de nog ‘echte wilde natuur’ vast te leggen, hoewel dat in Europa van die dagen nauwelijks nog voorkwam. Casper David Friedrich heeft een paar pogingen gedaan. Veel is daarom fantasie, in het landschap gelegd. Barend Koekoek die met een paar kompanen door het Rijnland trekt op zoek naar bijzondere plekken vertelt dat echte oude bomen zeldzaam zijn geworden, ze zijn gekapt. Oerbossen zijn er niet meer, maar het water stroomt nog steeds en de watervallen en de donkere plekken in het landschap – schaduw, rotspartijen, claire obscuur, en in de verte een vergezicht, een panorama, de resten van een ruïne, zetten de beschouwer aan tot deelname aan het landschap dat zich voor zijn ogen ontvouwt.
De landschappen die mij fascineren hebben iets van het onaffe, het onvoltooide, abstract bijna en nooit volledig en nooit als een foto. Op internet komen de mooiste (bewerkte) landschappen voorbij maar ze houden iets kunstmatigs. Als je dat probeert in verf uit te drukken word je alleen maar teleurgesteld als je inzet op abstractie. Anselm Kiefer schildert prachtige akkers, wegen in het landschap, vergezichten met een hoge horizon op het schilderij. Dat vind ik fascinerend. Armando begon tijdens het schilderen van zijn schuldige landschappen met veel zwarte bomen op rotspartijen, alsof er niet genoeg zwart was om de triestheid van de ervaringen in het landschap zichtbaar te maken (kamp Vught in Wereldoorlog Twee). Kaii Higashiyama is vooral mystiek geïnteresseerd in het landschap: het is sacraliteit waar hij op zoek naar is binnen de context van het zenboeddhisme. Sneeuw en mist, bergen en rivieren zijn de thema’s die telkens weer opduiken. Van hem heb ik de fascinatie hiervoor geërfd en de zelf gestelde opgave om die thema’s op mijn manier zichtbaar te maken in mijn werk.
Maar er is nog een heel andere bron voor mijn werk als landschapschilder, de literatuur, de poëzie. Sinds mijn middelbare schooltijd begeleidt mij het werk van de Engelse schrijver T.S. Eliot. Zijn verzameld werk heb ik sinds die tijd talloze keren geraadpleegd, zijn gedichten zoals The Waste Land (1922), The Hollow man (1925), Choruses of ‘the Rock’ (1934) en Four Quartets (1935-1942) zijn een soort van terugkerend refrein in al die jaren, een soort lied dat stil en onmerkbaar meedoet op de achtergrond. Landschappen opgeroepen door deze gedichten keren meestal onbewust terug in mijn geschilderd landschap. Ik werd me dit vanmorgen opnieuw bewust bij de vertaling van Paul Claes die The Waste Land vertaalt met het barre land. Dit gedicht van Eliot is in de geschiedenis een soort van eigen leven gaan leiden en talloze keren besproken. Maar de beeldspraak en vooral het idee van het woeste barre landschap roept bij mij allerlei eigen associaties op. In een film over Joseph Beuys met de prachtige titel ‘Zeige deine Wunde’ komen beelden voorbij van een moeraslandschap als verteld wordt over het neerstorten van Beuys in de oorlog. Die beelden van het moeras, bar landschap, zijn voor mij uitgangspunt geweest van tal van abstracte landschappen. Het is een zoektocht naar de schoonheid van het abstracte, de mystiek onder de veelheid van indrukken die dat landschap oproept. De geur die er misschien hangt, de mistroostigheid ervan, de donkerheid, het onbestemde zoals het gevoel van melancholie.
Zo ontdek ik de laatste jaren meer en meer verbanden, mijn relatie met en hang naar de romantiek, de onderstroom van melancholie, de hang naar leegte, stilte, en de oneindigheid van de verte. Daar komt de ziel aan het licht, zo luidt een uitspraak. Wat is er nou mooier dan dat, om hiermee zo vaak als mogelijk bezig te zijn?
John Hacking
23 januari 2016
literatuur
Eliot, T.S., Het Barre land.The Waste land, vertaling, commentaar en nawoord Paul Claes, Amsterdam 2013 (De Bezige Bij)
DVD: Zeige deine Wunde – Kunst und Spiritualität bei Joseph Beuys – Regie: Rüdiger Sünner – ISBN: 978-3-89848-491-6 een fragment: https://www.youtube.com/watch?v=84Zd0GqiR-U
Stemming en gestemd zijn, beiden zijn de atmosfeer die mijn werk kleuren als landschapschilder. Ze kleuren niet alleen, maar geven richting. Ze hebben hun aandeel in de vorm, in de beweging en in de uitdrukking. En ze geven richting aan de keuze voor het materiaal en de kleur. Ik maak dus niet iets dat in mij opkomt om te maken. Ik schilder dus niet vanuit een vooropgezet plan of idee. Ik laat mijn hand zelf de streken zetten en zie wat ontstaat. Omdat mijn thema het landschap is laat ik mij inspireren door het landschap. Dat is telkens anders, nooit hetzelfde. In de Chinese en Japanse landschapschilderkunst is de stemming het thema dat de uitwerking van het beeld bepaalt. De mist in de ochtend, de avondlucht, de berg omgeven door sneeuw, door regen, wolken, het roept een gevoel op, een atmosferisch gevoel. Atmosferisch wil hier zeggen dat je door dit geheel van gevoelens wordt bepaald, gekleurd, gestemd. Het doet iets met je en je verandert.
Melancholie, droefheid of een zekere bedruktheid zijn voorbeelden. Maar ook ochtendstemming, de zinderende kleurenpracht van een korenveld (van Gogh), ruisende bomen in de wind, briesende golven op de kust (Monet), het kalme licht dat van de berg afstroomt (Cezanne), en zo zijn er nog tal van voorbeelden op te noemen waarin het landschap, verbeeld in het schilderij, een stemming uitdrukt die je als deel van het landschap (omdat je erin staat) overneemt.
Deze dimensie van ervaren van gevoelens overstijgt het schema dat we gewend zijn toe te passen in de psychologie, waarin gevoelens te weinig vanuit de atmosferische dimensie worden bekeken. Een gevoel is niet iets wat je hebt, maar iets dat je overkomt. Een gevoel kleurt je leven en je lichamelijk zelfverstaan. Zoals in het Duits een onderscheid wordt gemaakt tussen “Leib” en “Körper”, lijf en lichaam, zo horen gevoelens vooral bij het lijf, het “Leib” en niet bij het lichaam als “Körper”. Het lijf, nog gebruikt in begrippen als lijfeigenen, met lijf en leden, inlijven, of zoals in het Duits met “mit Leib und Seele” (niet “Körper und Seele), stamt oorspronkelijk af van een begrip dat leven betekent. Lijf, “Leib”, leven, mijn levensweg is een weg waarin wel grenzen zijn, namelijk begin en einde, maar die grenzen kunnen niet driedimensionaal worden uitgedrukt zoals een lichaam, een “Körper” een concrete driedimensionale ruimte inneemt.
Het lichaam is materieel, is hier en nu aan te wijzen, vast te leggen op een plaats omdat het concrete meetbare ruimte inneemt. Het lijf heeft wel dat lichaam nodig, veronderstelt het, maar het is breder, zonder vlakken, zonder huid die de grens vormt van het lichaam. Het lijf kan wel volumes ervaren maar dan zonder afgrenzing, zonder beperkingen. Deze volumes zijn ondeelbaar en uit gedeind. Denk aan de longen vol lucht en het gevoel dat ontstaat bij concentratie op de ademhaling in de meditatie. Denk ook aan de ervaring van opgenomen zijn in een landschap of in een beweging (in een voertuig, op een paard, fiets, etc.) Samenvallen met die beweging waardoor er geen onderscheid meer is en je jezelf niet meer bewust bent van je lichaam: idemiteit genoemd – je valt samen met je fiets bv.
Daarnaast kent het lijf een absolute plaatselijkheid: een ervaring van identificatie waarmee het zich onderscheidt van de wijdte waarin het zich bevindt, zoals de toeschouwer op een berg die uitkijkt over het landschap. Dat laatste onafhankelijk van afstanden en de werkelijke plaats die je inneemt in een meetbaar landschap met coordinaten. Denk aan de wandelaar op het schilderij van Casper David Friedrich, op de rug gezien. Deze kijkt uit over wolken, mistpartijen vanaf zijn hoge positie in de bergen. We kijken met hem mee en vergeten dat wij een lichaam hebben. We zijn deel van het geheel en die ervaring, die sensatie en die gevoelens die ons overspoelen zijn atmosferisch. De atmosfeer (dat is niet de gemeten regenbui of windvlaag in dit geval) kleurt onze stemming en bepaalt ons gevoel. De filosoof Hermann Schmitz heeft deze ervaringen beschrijven in een nieuwe fenomenologie waarin de gevoelens een plek krijgen die ze in het andere filosofische discours nauwelijks hebben gekregen omdat de ratio daar als belangrijkste criteria gold. In de Chinese en Japanse schilderkunst wist men dit al lang en zijn zetten hierop in. Daarom blijven zij mij inspireren omdat ze aan iets wezenlijks raken van onze existentie in deze wereld die met onze ratio niet kan worden gevat.
John Hacking
2 november 2016 – dag van de doden
Dat is wat gebeurt, geraakt door de realiteit van het landschap zelf of een object daarbinnen raak ik geïnspireerd en ga ik aan de slag om die indruk in verf te vertalen. Ik maak gebruik van foto’s die ik zelf heb gemaakt of gemaakt door anderen van landschappen die zelfs in hun kleinheid nog verwijzen naar de immense wijdte van het echte landschap. Bergen, bergtoppen, woestijn, rivieren, de horizon, akkers, de zee, het moeras, de weg die in de verte afloopt tot een punt waarop alles verdwijnt. Dat zijn mijn thema’s in het landschap. Soms met horizon, soms helemaal zonder: een meer in het bos, weerspiegelende hemels in het water van de poel. Ik laat mij door inhoud van gedichten leiden om een keuze te maken uit mijn waarnemingen om weer te geven zoals de weerspiegeling in het water, het meer, de zee van de hemel, de wolken, de kracht van het zwerk. Net als het schilderij zijn de gedichten vertaling van de poëtische waarheid en kracht van de werkelijkheid. Daar gaat het mij om, om deze vorm van waarheid, zeggingskracht. Betekenis ontleend aan een eigen dimensie van de ervaren werkelijkheid die verwijst, die diepte aanduidt, wijdte, leegte, verte.
Ik denk hier veel over na, tijdens het fietsen, wandelen, tijdens het ondergaan van het landschap dat je omgeeft. Waarvan je deel bent, waaruit je genomen bent en waar je naar terugkeert. Wij zijn letterlijk onderdeel en deel van het landschap ook al rennen we als mieren over de huid ervan. Ook de luchten, de wolken maken dat duidelijk, meer nog dan de aarde die wacht. Zij laten zien hoe onze levenstijd vervliegt en hoe de uren telkens per moment nieuwe gedaantes aannemen. Dat relativeert al onze ambities en maakt ze net zo belangrijk als de lucht, ijdelheid der ijdelheden. Alles stroomt, vliedt, vervaagt, komt op en gaat onder. Dat leert ons het landschap.
Mijn schilderijen zijn daarom een uitnodiging om anders naar het leven via het landschap te kijken, om je eigen existentie te leren zien in dit licht, om je eigen beperkingen te accepteren en te genieten van het moment van het landschap waar je deel van uitmaakt en dat je omgeeft. De betekenis leg je zelf erin, jij als toeschouwer hebt een belangrijke taak om het werk in jouw eigen leven te laten spreken. Tot je te laten spreken in een omgeving waarin de stad oppermachtig is en waarin je kunt vergeten dat er ook andere contexten zijn, andere wijdtes dan het uitzicht vanuit je autoraam of de tram.
John Hacking
15 feb 2015
“Yūgen may be, among generally recondite Japanese aesthetic ideas, the most ineffable. The term is first found in Chinese philosophical texts, where it has the meaning of “dark,” or “mysterious.”
Kamo no Chōmei, the author of the well-known Hōjōki (An Account of my Hut, 1212), also wrote about poetry and considered yūgen to be a primary concern of the poetry of his time. He offers the following as a characerization of yūgen: “It is like an autumn evening under a colorless expanse of silent sky. Somehow, as if for some reason that we should be able to recall, tears well uncontrollably.” Another characterization helpfully mentions the importance of the imagination: “When looking at autumn mountains through mist, the view may be indistinct yet have great depth. Although few autumn leaves may be visible through the mist, the view is alluring. The limitless vista created in imagination far surpasses anything one can see more clearly” (Hume, Nancy G., ed., 1995, Japanese Aesthetics and Culture: A Reader, Albany: State University of New York Press, pag. 253-254)” in: https://plato.stanford.edu/entries/japanese-aesthetics/#5
Landscapes are in reality abstract givens. When see a landscape, mostly we know what we see, but at a closer look this landscape can become very abstract. An abstract painting is a landscape. Maybe you have to make some effort to see it, but it is a landscape in one way or another. My landscapes are abstract and my abstract paintings are landscape. Landscapes of the mind, of the soul or of imagination.
A mountain in a misty surrounding – with clouds covered, fog everywhere, is not a mountain anymore at the first sight. You see something that remember you of a mountain, but if you don’t know that there a mountain is painted, the possibility is great that you doesn’t see one. You see only the colours, not the forms. And you can experience the feeling this picture gives you. The Japanese idea Yūgen perfectly express this mysterious way of experience.You feel more than you see, something is awaken in you, maybe like some feeling of melancholy. You can feel it with your body (German: Leib) and soul. The soul is the most important part of this experience. You can feel sad, happy, delighted and so on…But there is no special reason for it. It happens to you seeing the picture, experiencing the painting.
When my paintings gives this kind of feelings I’m satisfied. They work. Abstract paintings can become impressive – see the work of Mark Rothko. He is a good example of abstract painting where the paintings have an effect on the spectator.
Using sumi-e, a Japanes technique to paint landscapes and situations, this sumi can have a special effect in observing what you see. It is charactaristic in a special way. It shows you the impression of the artist – not a real landscape, but an abstraction.
This provides a great openess – to paint, to imagine and to experience what you are seeing. It is a kind of freedom in finding and giving meaning. Maybe your soul is touched. That is allright.
John Hacking
27-02-2017
Het landschap is het centrale thema in mijn werk. Niet dat ik uitsluitend landschappen schilder maar thematisch krijgt het wel de meeste aandacht.Dat kan op concrete wijze maar ook op abstracte wijze. Vaak is daarbij een concreet landschap uitgangspunt in de vorm van een foto. Het afgebeelde landschap is inspiratiebron om de rest van het landschap (wat niet is afgebeeld) te schilderen – niet op een realistische wijze, maar eerder expressief en impressionistisch. Omdat ik zo met het landschap begaan ben en vooral de gevoelens die hieronder schuilen vraag ik me dan ook af of ik niet op de een of andere wijze beïnvloed ben door de stroming van de romantiek of neo-romantiek. Wikipedia zeg over de neo-romantiek in de kunst: “Het is een reactie gebleken op het naturalisme. De naturalist in de kunst gaat uit van externe observatie, de neoromanticist voegt gevoelens en interne observatie aan zijn werk toe. Deze kunstenaars putten hun inspiratie uit werken van kunstenaars uit de tijd van de romantiek. Net zoals in de romantiek putten zij inspiratie uit de plaats waar zij zich bevinden in historische weidse landschappen. Met het uiten van dit gevoel reageren zij in het algemeen op de ‘lelijke’ moderne wereld van machines, nieuwe steden en welvaart. Karakteristieke thema’s zijn een hang naar de perfecte liefde, utopische landschappen, door de natuur veroorzaakte ruïnes, romantische dood.” Einde citaat. Historische en vooral wijdse landschappen vormen al jaren bron van inspiratie en uitgangspunt voor mijn schilderijen, maar ook de moderne wereld heeft tal van plekken die inspirerend kunnen werken in mijn landschappen zijn geen reactie op de moderne tijd. Eerder halen ze verloren landschappen voor de geest die aan het oog onttrokken zijn omdat de wereld nu eenmaal is veranderd en snelwegen door het landschap zijn aangelegd om zo snel mogelijk van de ene naar de andere plaats te komen. In de verdiept aangelegde wegen (zeker in Frankrijk) zie je enkel de hellingen naast de weg die hier en daar met nepkunst zijn opgevrolijkt, maar het landschap zelf wordt aan je oog onttrokken.
ik word gegrepen door bergen, woestijnen, rivieren, zeeën, moerassen en meren, door kale vlaktes en vooral door de horizon die telkens weer anders is . Wel een neo-romantische inslag maar niet absoluut, geen perfecte liefdes, een romantische dood en wal al niet meer. Het landschap heeft de romantiek en de romantische levensinstelling niet nodig want het staat op zichzelf. In de Chinese en Japanse landschapsschilderkunst is het landschap een verwijzing naar een werkelijkheid die sacraal is en waarin hemel en aarde aan elkaar raken. Dat thema probeer ik in mijn werk zo dicht mogelijk te benaderen. Is dat nog romantiek, of is het vooral religie? Eigenlijk maakt het antwoord op deze vraag niet zoveel uit. In het Sanctus wordt gezegd: “Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid”. Dat wordt beweerd over God. Daarmee kan ik goed leven en ook dat vormt bron van inspiratie bij het schilderen van het landschap: het zichtbaar maken van iets van die heerlijkheid. ‘Kabod’ in het Hebreeuws, daar is het om te doen. Het landschap is nooit af en blijft bron van inspiratie, geestkracht die overgaat in verf en lijnen.
John Hacking
30 mei 2015
Over de kunst van het schilderen en de betekenissen die wij hieraan geven met extra aandacht voor de inzet in mijn werk als landschapschilder
De werkelijkheid hult zich in stilzwijgen. Onze taal vat de indrukken die wij opdoen in woorden en verklaart zo de beelden. Maar het blijven verhulde stukjes werkelijkheid die door onze ervaring zijn heengegaan en zo vorm hebben gekregen in ons gesprek. Spreken over stukjes, spreken over een begrip als werkelijkheid maakt meteen duidelijk hoe verhullend onze taal kan werken. We denken te weten waar we over spreken maar het zijn slechts benaderingen, pogingen om te duiden, om iets van de werkelijkheid in woorden te vangen. Taal is als het vangnet van de vogelvanger. Maar je hebt geen Mozart of bijbelse psalm hiervoor nodig om te begrijpen, dat de werkelijkheid geen vogel is die aan het lijmstokje blijft kleven. Taal verhult terwijl ze eigenlijk wil onthullen. Zo is het ook met kunst. Ook het begrip kunst is zo breed en zo veelzijdig dat het eigenlijk al verhullend werkt maar in dit stukje tekst zullen we het ermee moeten doen.
Kunst verhult en onthult. Een schilderij, een foto, een beeld geven een impressie weer, ze leggen getuigenis af van de maker, van zijn perspectief, van zijn standpunt en van zijn artistieke begaafdheid. Daarover valt veel te zeggen maar ik beperk me tot het mechanisme van onthullen en verhullen. Marlene Dumas onthult met haar portretten van mannen en vrouwen een wereld van emotie. In de schilderijen waar zij zich verhoudt tot het verdriet, de tranen, de smart spreken ogen en mond en drukken zij groot lijden uit. Met wat streepjes verf, zo lijkt het, slaagt zij erin emotie uit te drukken en op te roepen. Toch werken deze beelden ook verhullend. We kennen niet de ware aard van de afgebeelde persoon, we weten weinig of niets en enkel de titel of het kleine beetje achtergrondinformatie laat eerder onze fantasie op hol slaan dan dat het ons aanzet tot onderzoek naar de realiteit achter of onder het afgebeelde. En dan nog, al zouden wij die ook kunnen ervaren, dan is de verbeelde werkelijkheid in het schilderij een persoonlijk project van de kunstenaar en in die zin onnavolgbaar. Door te onthullen wordt net verhuld. Door te verhullen wordt net onthuld. Beiden hebben elkaar nodig en versterken elkaar. Geen openbaring zonder verhulling, geen verhulling zonder de naaktheid van de openbaring. Als de taal een raster is, is netwerk zoals Ronald Barthes zegt, dan is de betekenis onder, achter de woorden, niet achterhaalbaar en moeten we het doen met de verwijzingen die telkens verder verwijzen en die nooit definitief aan een einde komen. De horizon opent telkens een nieuwe horizon.Hoe ver je ook loopt, leest, schrijft, praat, je bent er nooit, de laatste betekenis zal zich niet onthullen. Ze blijft verhuld omdat ze in het proces voortdurend voorlopig onthuld wordt. Een illusie wordt zo geboren als degene die de taal probeert te ontleden tot op haar wortels, tot in haar kern, denkt te moeten geloven dat dit uiteindelijk mogelijk is. De digitale werkelijkheid van de nullen en eentjes maakt hier korte metten mee. Er zijn alleen combinaties van nullen en eentjes, het is het een of het ander in een oneindige volgorde en variëteit. Dat is de werkelijkheid. Elke verwijzing is uiteindelijk samen te vatten als een conglomeraat van nullen en eentjes in een bepaalde volgorde. Verander je die, dan verandert ook het teken, de verwijzing, kortom het houvast dat je dacht te hebben in de echte wereld. Zo leert ons de digitale wereld dat wij geen houvast hebben en dat wij ook geen houvast zullen krijgen als het op onthullen en verhullen aankomt.
In de wereld van de verf, het doek of papier en de kwast, de wereld van de schilder is er enkel verf. Met deze verf, inkt of sumi wordt een beeld geschetst, geverfd, tot stand gebracht dat een eigen leven gaat leiden. Net als taal die met woorden werkt, werkt de schilder met verf en vertrouwt hij erop dat de beelden voor de ogen van de toeschouwer in die zin herkenbaar zijn dat ze worden herkend als schilderstuk. In mijn landschappen staat daarom de horizon centraal omdat deze de hoop geeft op een perspectief. Maar dat verandert bij verandering van horizon. De horizon die hemel en aarde verbindt als een denkbeeldige lijn drukt exact uit wat er in het schilderij aan de hand is: de aarde draagt de hemel en de hemel draagt de aarde. In taal gevat: de betekenissen die wij toekennen aan de wereld, aan ons handelen, aan ons bestaan, zijn stukjes hemel. De aarde is onze materiële werkelijkheid, al datgene wat we zijn, wat we doen en wat we kennen. De betekenissen zichtbaar gemaakt via de verhullende onthullende taal geven de aarde pas zin. Zij plaatsen haar in een perspectief, een telos. Maar niet in de zin van ergens op weg naar zijn, naar een doel, een plan. Het telos is hier de aarde zelf. Het doel van de hemel, de betekenissen is het bij zichzelf komen van de aarde. De hemel buigt de aarde terug naar zichzelf. De aarde grijpt naar de hemel, de aarde wil iets en de hemel buigt haar terug. Dit beeld, deze metafoor vind ik een prachtige omschrijving van de werking van betekenissen, van het tekenen van de werkelijkheid. In het kunstwerk gebeurt hetzelfde, misschien abstracter, minder helder, met meer omwegen maar het effect is hetzelfde. Het kunstwerk brengt de maker en de beschouwer terug bij zichzelf. Via de omweg van het kunstwerk word je teruggebogen op je jezelf. Het kunstwerk als samenballing van betekenissen is dus eigenlijk een representant het het hemelse. Vandaar dat je kunt begrijpen dat kunst kan reiken aan heiligheid. Heiligheid is apart gezet zijn, los van het alledaagse, bijzonder, er boven uit stekend, de mogelijkheid biedend tot transcendentie.
Vandaar dat in de Japanse zen – kunst, het schilderen van het landschap, gekeken wordt met de ogen van de hemel. Het landschap brengt je terug bij jezelf, bij jouw verbondenheid met deze aarde en met de hemel die haar draagt en duidt en verder brengt. Daarom spreken Japanse en Chinese landschappen mij aan omdat iets van die heiligheid aanwezig blijft en inspirerend werkt voor het zelfverstaan. Het kunstwerk zet via het werk ook mij apart en doet mij beseffen dat ik als aarde door de hemel gedragen wordt en dat ik op de hemel kan bouwen. De betekenissen die ik geef aan mijn leven, de hemel die werkt in mij, gaan mij dragen en brengen mij verder. Zij buigen mij terug op mezelf en ik kom terecht, terug in mijzelf. Ik hoef mij zelf niet te gaan zoeken in de wereld want daar ben ik niet. Via het kunstwerk, het landschap kom ik binnen bij me zelf en kom ik thuis. Dat streven, zo werken in het schilderen van landschappen is mijn drijfveer om landschappen te blijven schilderen. De keuze voor andere thema’s zoals het lijden, het ondergaan van ervaringen, het zichtbaar maken van de emotie, van de druk die het leven op een mens legt, de overwinningen en vooral de nederlagen, staat in dezelfde lijn van betekenissen. Ook deze werken buigen mij terug op mijzelf. Zij voeren me niet weg van mezelf de wereld in op zoek naar mezelf maar zij brengen mij terug, dichter bij mijn eigen ziel, mijn eigen aard, mijn eigen aarde en zelfverstaan. Zij onthullen dat wat me beweegt en ze verhullen omdat die emotie altijd al bemiddeld en in dit geval via verf zichtbaar wordt gemaakt. Schilder en toeschouwer hebben niet hetzelfde uitgangspunt van ervaren en beleven en al zouden ze dat wel hebben dan nog zou de onthulling een verhulling blijven en de verhulling een onthulling. Misschien is onze existentie wel samen te vatten als het voortdurende spel van verhulling en onthulling en geeft dat exact weer hoe het met ons gesteld is als mens. Ik kan daar heel goed meeleven want hoe goed ken ik nou mezelf?
John Hacking
7 oktober 2014
In 2021 heb ik drie foto’s gebruikt om op grootformaat een landschap te schilderen: 75,5×55,5 cm. De foto’s zijn uitgangspunt voor de invulling van het landschap dat zelf helemaal fictief is. Pigment en sumi-e op papier. Alle werk is te koop en de prijs is onderhandelbaar. Zie ook: https://www.saatchiart.com/en-nl/art/Painting-Drentse-A/146703/8220474/view
Foto’s van het natuurgebied in Brits Columbia (VS) gemaakt door Martin Drenth zijn uitgangspunt voor deze elf landschappen in 2017. Ze zijn allen 50×65 cm – pigment, sumi-e op papier. Allemaal te koop, en over de prijs valt te onderhandelen.
Vijf landschappen met een foto als uitgangspunt – de foto’s zijn gemaakt door Joke Voorhans in 2017. De foto is het begin van dit landschap dat geschilderd wordt op papier. Vijf landschappen 50×65 cm pigment, sumi-e op papier en een foto. Geschilderd in 2017. Alle werk is te koop, over de prijs valt te onderhandelen. Zie: https://www.saatchiart.com/en-nl/art/Painting-Scotland-4/146703/3861855/view
Drie series landschappen met een foto als uitgangspunt:
2014 Pigment en sumi-e op papier en foto 50×35 cm (3 landschappen)
2018 Pigment, inkt en sumi-e op papier en foto 56×42 cm (7 landschappen)
2018 Pigment,inkt en sumi-e op papier en foto 48×36 cm (7 landschappen)
De boerderij te Gieveld (tussen Slenaken / Heijenrath) en Teuven (België) is al jaren vervallen. Foto’s van het gebouw vormen een inspiratiebron voor deze schilderijen. Alle werk is te koop https://www.saatchiart.com/en-nl/art-collection/collage-painting/Gieveld/146703/790179/view Over de prijs valt altijd te onderhandelen.